Einde inhoudsopgave
Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972
Bijlage 2 De beoordeling van afval of andere stoffen die in aanmerking kunnen worden genomen voor storting
Geldend
Geldend vanaf 15-01-2023
- Bronpublicatie:
07-10-2022, Trb. 2022, 143 (uitgifte: 29-12-2022, regelingnummer: LP.6(17))
- Inwerkingtreding
15-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2022, Trb. 2022, 143 (uitgifte: 29-12-2022, regelingnummer: LP.6(17))
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Algemeen
1
De aanvaarding van storting onder bepaalde omstandigheden doet geen afbreuk aan de verplichting ingevolge deze Bijlage verdere inspanningen te verrichten ter vermindering van de noodzaak tot storting.
Controle betreffende de voorkoming van afval
2
De initiële fasen bij het beoordelen van alternatieven voor storting bevatten, naar behoefte, een evaluatie van:
- .1.
de soorten, aantallen en relatieve gevaren van de geproduceerde afval;
- .2.
exacte gegevens betreffende het produktieproces en de oorsprong van de afval binnen dat proces; en
- .3.
haalbaarheid van de volgende technieken voor vermindering/ voorkoming van afval:
- .1.
herformulering van produkten;
- .2.
schone produktietechnologieën;
- .3.
aanpassing van het produktieproces;
- .4.
inputvervanging; en
- .5.
in situ-recycling in een gesloten circuit.
3
In het algemeen geldt dat, indien uit de voorgeschreven controle blijkt dat er mogelijkheden bestaan voor voorkoming van afvalproduktie aan de bron, van een aanvrager wordt verlangd dat hij, in samenwerking met de desbetreffende lokale en nationale instanties, een strategie formuleert en uitvoert voor de voorkoming van afvalproduktie, die precieze doelen voor de vermindering van de afvalproduktie en vervolgcontroles betreffende de voorkoming van de produktie van afval omvat teneinde ervoor zorg te dragen dat deze doelen worden gerealiseerd. Bij de beslissing tot het verlenen of verlengen van vergunningen moet worden gewaarborgd dat de daaruit voortvloeiende vereisten met betrekking tot de vermindering en voorkoming van afval worden nageleefd.
4
Met betrekking tot baggerspecie dient de identificatie en beheersing van de bronnen van vervuiling het doel van het afvalbeheer te zijn. Dit doel dient te worden verwezenlijkt door de uitvoering van strategieën voor de voorkoming van afval en hiervoor is samenwerking vereist tussen de desbetreffende lokale en nationale instanties betrokken bij het beheersen van puntbronnen en diffuse bronnen van verontreiniging. Totdat dit doel is verwezenlijkt kan het probleem van de vervuilde baggerspecie worden aangepakt door middel van opruimingsbeheertechnieken te land of ter zee.
Overweging van de mogelijkheden op het gebied van afvalbeheer
5
Bij de aanvragen voor vergunning voor het storten van afval of andere stoffen moet worden aangetoond dat naar behoren in overweging is genomen de volgende volgorde van opties voor het beheer van afval, die een toenemende mate van belasting voor het milieu betekenen:
- .1.
hergebruik;
- .2.
recycling elders;
- .3.
vernietiging van gevaarlijke componenten;
- .4.
behandeling ter vermindering of verwijdering van gevaarlijke componenten;
- .5.
opruiming te land, in de lucht of in het water.
6
Een vergunning voor het storten van afval of andere stoffen dient te worden geweigerd indien de vergunningverlenende instantie van mening is dat er geschikte mogelijkheden bestaan voor het hergebruik, de recycling of de behandeling van het afval zonder onnodige schade te berokkenen aan de gezondheid van de mens of het milieu of zonder dat dit buitensporig hoge kosten met zich meebrengt. Op basis van een vergelijkend onderzoek naar de risico's van storting in zee en de alternatieve wijzen van opruiming moet worden overwogen of er praktisch uitvoerbare andere wijzen van opruiming bestaan.
Chemiche, fysische en biologische eigenschappen
7
Een gedetailleerde omschrijving en kenmerking van het afval zijn essentieel voor de beoordeling van alternatieve methoden en vormen de basis voor het besluit of afval al dan niet mag worden gestort. Wanneer afval zodanig slecht wordt gekenmerkt dat geen goede beoordeling kan worden gemaakt van de mogelijke effecten ervan voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, mag dit afval niet worden gestort.
8
Bij het kenmerken van afval en de componenten daarvan moet rekening worden gehouden met de volgende elementen:
- .1.
oorsprong, totale hoeveelheid, vorm en gemiddelde samenstelling;
- .2.
eigenschappen: fysische, chemische, biochemische en biologische;
- .3.
toxiciteit;
- .4.
persistentie: fysisch, chemisch en biologisch; en
- .5.
accumulatie en biologische omzetting in biologisch materiaal of sedimenten.
Actielijst
9
Elke verdragsluitende partij ontwikkelt een nationale Actielijst teneinde een selectiemechanisme in te stellen voor kandidaatafval en de componenten daarvan, op basis van de mogelijke effecten daarvan voor de gezondheid van de mens en het mariene milieu. Bij de selectie van stoffen voor opname in de Actielijst dient prioriteit te worden gegeven aan toxische, persistente en bioaccumulatieve stoffen van antropogene oorsprong (bijvoorbeeld cadmium, kwik, gehalogeneerde koolwaterstofverbindingen, koolwaterstoffen uit aardolie en, in voorkomend geval, arsenicum, lood, koper, zink, beryllium, chroom, nikkel, vanadium, organosiliconverbindingen, cyanide, fluoriden en pesticiden of hun bijprodukten anders dan gehalogeneeerde[lees: gehalogeneerde] koolwaterstofverbindingen). Een Actielijst kan eveneens dienen als aanzet voor verdere overwegingen ter voorkoming van de produktie van afval.
10
Op een Actielijst dient een bovengrens te worden aangegeven en kan eveneens een ondergrens worden aangegeven. De bovengrens wordt aangegeven ter voorkoming van acute of chronische gevolgen voor de gezondheid van de mens of van kwetsbare zeeorganismen die representatief zijn voor het mariene ecosysteem. Uit de toepassing van een Actielijst komen drie mogelijke categorieën afval voort:
- .1.
afval dat specifieke stoffen bevat, of biologische reacties oproept, en de toepasselijke bovengrens overschrijdt, mag niet worden gestort, tenzij storting door middel van beheerstechnieken of -procédés acceptabel wordt gemaakt;
- .2.
afval dat specifieke stoffen bevat, of biologische reacties oproept, en onder de toepasselijke ondergrens blijft, moet met het oog op storting worden beschouwd als weinig schadelijk voor het milieu; en
- .3.
afval dat specifieke stoffen bevat, of biologische reacties oproept, en onder de toepasselijke bovengrens blijft, maar boven de toepasselijke ondergrens is gesitueerd, vereist een nadere beoordeling voordat kan worden vastgesteld of deze voor storting in aanmerking komt.
Keuze van de stortplaats
11
De vereiste gegevens voor de keuze van een stortplaats zijn onder meer:
- .1.
de fysische, chemische en biologische kenmerken van de waterkolom en de zeebodem;
- .2.
de ligging van recreatieoorden, waardevolle aspecten en ander gebruik van de zee in het betrokken gebied;
- .3.
beoordeling van de stromen van componenten verbonden aan het storten in verhouding tot de in het mariene milieu reeds bestaande stromen van stoffen; en
- .4.
de economische en praktische haalbaarheid.
Beoordeling van de mogelijke effecten
12
De beoordeling van de mogelijke effecten moet leiden tot een beknopte presentatie van de mogelijke gevolgen van de mogelijkheden voor opruiming op zee of te land, de zogenaamde ‘effecthypothese’.
Deze dient als basis voor de beslissing of de voorgestelde opruimingsoptie dient te worden goedgekeurd of afgekeurd en voor de vaststelling van de vereisten met betrekking tot toezicht op het milieu.
13
Bij de beoordeling van de storting dienen gegevens te worden betrokken betreffende de kenmerken van het afval, de omstandigheden op de voorgestelde stortplaats(en), stromen en voorgestelde opruimingstechnieken, en dienen de mogelijke effecten voor de gezondheid van de mens, de levende rijkdommen, de recreatiegebieden en op het andere legitieme gebruik van de zee te worden vermeld. Bij de beoordeling dienen de aard, de tijd- en ruimtegegevens en de duur van de mogelijke effecten te worden aangegeven, gebaseerd op tamelijk voorzichtige hypotheses.
14
Elke opruimingsoptie dient te worden geanalyseerd in het kader van een vergelijkende beoordeling van de volgende elementen: risico's voor de gezondheid van de mens, kosten voor het milieu, gevaren (met inbegrip van ongevallen), economische aspecten en uitsluiting van toekomstig gebruik. Indien uit deze beoordeling blijkt dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om de mogelijke effecten van de voorgestelde opruimingsoptie vast te stellen, wordt deze optie niet verder bestudeerd. Daarnaast mag geen stortingsvergunning worden verleend wanneer uit de vergelijkende beoordeling blijkt dat de stortingsoptie niet de voorkeur geniet.
15
Elke beoordeling dient te worden afgesloten met een slotverklaring waarin de beslissing om een vergunning tot storting te verlenen of te weigeren wordt gemotiveerd.
Controle
16
Controle heeft als doel te verifiëren of aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder de vergunning is verleend (controle op de naleving), en om na te gaan of de ten tijde van de beoordeling van de vergunning en gedurende de keuze van de stortplaats de aangenomen hypotheses juist waren en voldoende waren om de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen (controle in het veld). Het is essentieel dat deze controleprogramma's een duidelijk omschreven doel hebben.
Vergunningen en vergunningvoorwaarden
17
Het besluit een vergunning te verlenen mag alleen worden genomen nadat alle evaluaties van de effecten zijn afgerond en de nodige vereisten ten behoeve van de controle zijn vastgesteld. Voor zover praktisch uitvoerbaar dienen de bepalingen van de vergunning erin te voorzien dat de verstorende of schadelijke gevolgen voor het milieu tot het minimum worden beperkt en de voordelen zo groot mogelijk zijn. Een vergunning dient de volgende gegevens en inlichtingen te bevatten:
- .1.
de soorten en de oorsprong van de te storten materialen;
- .2.
de ligging van de stortplaats(en);
- .3.
de stortmethode; en
- .4.
vereisten met betrekking tot controle en verslaglegging.
18
Vergunningen dienen regelmatig opnieuw te worden beoordeeld, rekening houdend met de resultaten van de controle en met de doelstellingen van de controleprogramma's. Aan de hand van de beoordeling van de resultaten van de controles kan worden bepaald of de programma's in het veld moeten worden voortgezet, gewijzigd of beëindigd en kunnen gegronde beslissingen worden genomen met betrekking tot de verlenging, wijziging of intrekking van vergunningen. Op deze wijze heeft men de beschikking over een belangrijk mechanisme voor de terugkoppeling van informatie voor de bescherming van de gezondheid van de mens en van het mariene milieu.