Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/1 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt
Artikel 27 Algemene beginselen van samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 03-02-2019
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2019, L 11 (uitgifte: 14-01-2019, regelingnummer: 2019/1)
- Inwerkingtreding
03-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2019, L 11 (uitgifte: 14-01-2019, regelingnummer: 2019/1)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Toezicht en handhaving
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
De lidstaten zien erop toe dat de verzoeken als bedoeld in de artikelen 25 en 26 worden uitgevoerd door de aangezochte autoriteit overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van de aangezochte autoriteit.
2.
Verzoeken als bedoeld in de artikelen 25 en 26 worden zonder onnodige vertraging uitgevoerd door middel van een uniform instrument dat vergezeld gaat van een afschrift van de handeling die ter kennis moet worden gebracht of ten uitvoer moet worden gelegd. Een dergelijk uniform instrument bevat:
- a)
de naam, het bekende adres van de adressaat en alle andere relevante informatie voor de identificatie van de adressaat;
- b)
een samenvatting van de relevante feiten en omstandigheden;
- c)
een samenvatting van het aangehechte afschrift van de handeling die ter kennis moet worden gebracht of ten uitvoer moet worden gelegd;
- d)
naam, adres en andere contactgegevens van de aangezochte autoriteit; en
- e)
de termijn waarbinnen de kennisgeving of tenuitvoerlegging moeten worden verricht, zoals statutaire termijnen of verjaringstermijnen.
3.
Voor verzoeken als bedoeld in artikel 26 worden naast de vereisten van lid 2 van dit artikel in het uniforme instrument onderstaande punten vermeld:
- a)
informatie over het besluit op basis waarvan tenuitvoerlegging in de lidstaat van de verzoekende autoriteit mogelijk is;
- b)
de datum waarop het besluit definitief is geworden;
- c)
het bedrag van de geldboete of de dwangsom; en
- d)
informatie waaruit de redelijke inspanningen blijken die de verzoekende autoriteit heeft geleverd om het besluit op haar eigen grondgebied ten uitvoer te leggen.
4.
Het uniforme instrument op basis waarvan tenuitvoerlegging door de aangezochte autoriteit mogelijk is, vormt de enige basis voor de tenuitvoerleggingsmaatregelen van de aangezochte autoriteit, met inachtneming van de voorschriften van lid 2. In de lidstaat van de aangezochte autoriteit wordt geen erkenning, aanvulling of vervanging van het uniforme instrument verlangd. De aangezochte autoriteit neemt alle maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit verzoek, tenzij de aangezochte autoriteit een beroep doet op lid 6.
5.
De verzoekende autoriteit zorgt ervoor dat het uniforme instrument aan de aangezochte autoriteit wordt toegezonden in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van de aangezochte autoriteit, tenzij de aangezochte en de verzoekende autoriteit per geval bilateraal overeenkomen dat het uniforme instrument in een andere taal mag worden toegezonden. Indien dat volgens het nationale recht van de lidstaat van de aangezochte autoriteit vereist is, zorgt de verzoekende autoriteit voor een vertaling van de handeling waarvan kennis dient te worden gegeven of van het besluit op grond waarvan de geldboete of de dwangsom ten uitvoer kan worden gelegd, in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van de aangezochte autoriteit. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de aangezochte en de verzoekende autoriteit om per geval bilateraal overeen te komen dat dergelijke vertaling in een andere taal kan worden verstrekt.
6.
De aangezochte autoriteit is niet verplicht een verzoek als bedoeld in artikel 25 of 26 ten uitvoer te leggen, indien:
- a)
het verzoek niet voldoet aan de voorschriften van dit artikel; of
- b)
de aangezochte autoriteit op redelijke gronden kan aantonen dat de uitvoering van het verzoek duidelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar tenuitvoerlegging wordt verlangd.
Indien de aangezochte autoriteit voornemens is een verzoek om bijstand als bedoeld in artikel 25 of 26 te weigeren of bijkomende informatie verlangt, neemt ze contact op met de verzoekende autoriteit.
7.
De lidstaten zien erop toe dat, wanneer de aangezochte autoriteit dat verlangt, de verzoekende autoriteit alle redelijke bijkomende kosten in verband met maatregelen als bedoeld in artikel 24 of 25 volledig draagt, met inbegrip van vertalings-, arbeids- en administratieve kosten.
8.
De aangezochte autoriteit kan de volledige kosten die zijn gemaakt in verband met handelingen die zijn verricht als bedoeld in artikel 26 verhalen uit de geldboeten of dwangsommen die zij heeft geïnd namens de verzoekende autoriteit, met inbegrip van vertalings-, arbeids- en administratieve kosten. Indien de aangezochte autoriteit er niet in slaagt de geldboeten of dwangsommen te innen, kan zij de verzoekende autoriteit verzoeken de gemaakte kosten te dragen.
Het staat de lidstaten vrij te bepalen dat de aangezochte autoriteit de kosten in verband met de tenuitvoerlegging van deze besluiten ook mag verhalen op de onderneming jegens welke de geldboete of de dwangsom uitvoerbaar is.
De verschuldigde bedragen worden door de aangezochte autoriteit in de munteenheid van haar lidstaat ingevorderd overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve procedures of gebruiken in die lidstaat.
De aangezochte autoriteit rekent, indien nodig en in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk, het bedrag van de geldboeten of dwangsommen om in de valuta van de lidstaat van de aangezochte autoriteit tegen de wisselkoers van de datum waarop de geldboeten of dwangsommen zijn opgelegd.