Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/1 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt
Artikel 26 Verzoek tot handhaving van besluiten tot oplegging van geldboeten of dwangsommen
Geldend
Geldend vanaf 03-02-2019
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2019, L 11 (uitgifte: 14-01-2019, regelingnummer: 2019/1)
- Inwerkingtreding
03-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2019, L 11 (uitgifte: 14-01-2019, regelingnummer: 2019/1)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Toezicht en handhaving
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
De lidstaten zien erop toe dat de aangezochte autoriteit, op verzoek van de verzoekende autoriteit, de overeenkomstig de artikelen 13 en 16 door de verzoekende autoriteit vastgestelde besluiten tot oplegging van geldboeten of dwangsommen ten uitvoer legt. Dit geldt enkel voor zover de verzoekende autoriteit, na redelijke inspanningen op haar eigen grondgebied te hebben geleverd, heeft vastgesteld dat de onderneming of ondernemingsvereniging jegens welke de geldboete of de dwangsom invorderbaar is, in de lidstaat van de verzoekende autoriteit niet over voldoende activa beschikt om invordering van een dergelijke geldboete of dwangsom mogelijk te maken.
2.
Voor gevallen die niet door lid 1 van dit artikel worden gedekt, in het bijzonder gevallen waarbij de onderneming of ondernemingsvereniging jegens welke de geldboete of de dwangsom invorderbaar is niet in de lidstaat van de verzoekende autoriteit gevestigd is, bepalen de lidstaten dat de aangezochte autoriteit besluiten tot oplegging van geldboeten of dwangsommen die door de verzoekende autoriteit overeenkomstig de artikelen 13 en 16 zijn vastgesteld, op verzoek van de verzoekende autoriteit ten uitvoer kan leggen.
Artikel 27, lid 3, onder d), is niet van toepassing op dit lid.
3.
De verzoekende autoriteit kan uitsluitend verzoeken om de tenuitvoerlegging van een definitief besluit.
4.
Vraagstukken met betrekking tot de verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van geldboeten of dwangsommen worden beheerst door het nationale recht van de lidstaat van de verzoekende autoriteit.