Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 199 ter
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2022
- Bronpublicatie:
03-06-2022, PbEU 2022, L 155 (uitgifte: 08-06-2022, regelingnummer: 2022/890)
- Inwerkingtreding
11-06-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-06-2022, PbEU 2022, L 155 (uitgifte: 08-06-2022, regelingnummer: 2022/890)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht (V)
1.
Een lidstaat kan, in gevallen van dwingende urgentie en overeenkomstig leden 2 en 3, de ontvanger als de tot voldoening van de btw gehouden persoon voor specifieke leveringen van goederen en diensten aanwijzen, in afwijking van artikel 193 en als een bijzondere maatregel in het kader van het snellereactiemechanisme (QRM) tegen plotse en grootschalige btw-fraude die tot aanzienlijke en onherstelbare financiële verliezen zou kunnen leiden.
De bijzondere QRM-maatregel is onderworpen aan het nemen van passende controlemaatregelen door de lidstaat met betrekking tot de belastingplichtigen die de goederen of diensten leveren waarop die maatregel van toepassing is, en de duur ervan mag de termijn van negen maanden niet overschrijden.
2.
Een lidstaat die een bijzondere QRM-maatregel als bepaald in lid 1 wil invoeren, zendt een kennisgeving aan de Commissie door middel van het overeenkomstig lid 4 opgestelde standaardformulier, en zendt deze kennisgeving tegelijkertijd aan de overige lidstaten. De lidstaat deelt de Commissie mee om welke sector het gaat, de vorm en de kenmerken van de fraude, het bestaan van dwingende redenen van urgentie, het plotse en grootschalige karakter van de fraude alsmede de gevolgen ervan in termen van aanzienlijke en onherstelbare financiële verliezen. Indien de Commissie meent niet over alle noodzakelijke gegevens te beschikken, neemt zij binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving contact op met de betrokken lidstaat en deelt zij hem mee welke aanvullende gegevens vereist zijn. Elke aanvullende inlichting die door de betrokken lidstaat aan de Commissie verstrekt wordt, zal tegelijkertijd aan de overige lidstaten toegezonden worden. Indien de aanvullende gegevens niet toereikend zijn, stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan binnen een week in kennis.
De lidstaat die een bijzondere QRM-maatregel als bepaald in lid 1 van dit artikel wil invoeren, dient tegelijkertijd ook een verzoek in bij de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 395, leden 2 en 3.
In gevallen van dwingende urgentie als omschreven in lid 1 van dit artikel wordt de procedure van artikel 395, leden 2 en 3, voltooid binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek door de Commissie.
3.
Zodra de Commissie over alle gegevens beschikt die zij nodig acht voor de beoordeling van de kennisgeving als bedoeld in lid 2, eerste alinea, stelt zij de lidstaten daarvan in kennis. Wanneer zij bezwaar maakt tegen de bijzondere QRM-maatregel, brengt zij binnen de maand volgend op die kennisgeving een negatief advies uit, en brengt zij de betrokken lidstaat en het btw-comité hiervan op de hoogte. Wanneer de Commissie geen bezwaar maakt, bevestigt zij dit binnen dezelfde termijn schriftelijk aan de betrokken lidstaat en aan het btw-comité. De lidstaat kan de bijzondere QRM-maatregel vaststellen vanaf de datum van ontvangst van deze bevestiging. Bij het beoordelen van de kennisgeving houdt de Commissie rekening met de standpunten van andere lidstaten die haar schriftelijk zijn toegezonden.
4.
De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling een standaardformulier vast voor de indiening van de in lid 2 bedoelde kennisgeving van de QRM-maatregel en de in lid 2, eerste alinea, bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 5 bedoelde onderzoeksprocedure.
5.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 (1) van het Europees Parlement en de Raad van toepassing, en het comité te dien einde is het bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 (2) van de Raad ingestelde comité.
6.
De bijzondere maatregel voor het snellereactiemechanisme als bepaald in lid 1 is van toepassing tot en met 31 december 2026.
Voetnoten
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).