Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
28-11-2006, PbEU 2006, L 347 (uitgifte: 11-12-2006, regelingnummer: 2006/112/EG)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2006, PbEU 2006, L 347 (uitgifte: 11-12-2006, regelingnummer: 2006/112/EG)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht (V)
Richtlijn van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Nu deze richtlijn opnieuw wordt gewijzigd, dient ter wille van de duidelijkheid van de tekst tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
Bij deze herschikking moeten de nog toepasselijke bepalingen van Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (2) worden overgenomen. De genoemde richtlijn dient bijgevolg te worden ingetrokken.
- (3)
Een heldere en rationele presentatie van de bepalingen, overeenkomstig het beginsel van betere regelgeving, vergt dat de structuur en de formulering van de richtlijn worden herschikt, waarbij evenwel in principe geen materiële wijzigingen in de bestaande wetgeving worden aangebracht. Niettemin moet een gering aantal materiële wijzigingen die inherent zijn aan de herschikkingsexercitie, in de tekst worden aangebracht. De wijzigingen in kwestie zijn limitatief vermeld in de bepalingen betreffende omzetting en inwerkingtreding.
- (4)
Het verwezenlijken van de doelstelling een interne markt in te stellen vooronderstelt dat in de lidstaten wetgevingen inzake omzetbelasting worden toegepast die de mededingingsvoorwaarden niet vervalsen en het vrije verkeer van goederen en diensten niet belemmeren. Het is derhalve noodzakelijk om door middel van een stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (BTW) een harmonisatie van de wetgevingen inzake omzetbelasting tot stand te brengen die ten doel heeft, de factoren die de mededingingsvoorwaarden op nationaal of op communautair niveau zouden kunnen vervalsen, zoveel mogelijk uit te schakelen.
- (5)
Een BTW-stelsel verkrijgt de grootste mate van eenvoud en neutraliteit wanneer de belasting zo algemeen mogelijk wordt geheven en het toepassingsgebied ervan alle fasen van de productie en de distributie, zomede het verrichten van diensten omvat. Het is derhalve in het belang van de interne markt en van de lidstaten een gemeenschappelijk stelsel te aanvaarden dat tevens op de kleinhandelsfase wordt toegepast.
- (6)
Het is noodzakelijk fasegewijs te werk te gaan, omdat de harmonisatie van de omzetbelastingen in de lidstaten tot wijzigingen in de belastingstructuur leidt en merkbare gevolgen heeft op budgettair, economisch en sociaal terrein.
- (7)
Het gemeenschappelijke BTW-stelsel moet — zelfs indien de tarieven en vrijstellingen niet volledig worden geharmoniseerd — uiteindelijk mededingingsneutraal zijn in die zin dat op het grondgebied van elke lidstaat op soortgelijke goederen en diensten dezelfde belastingdruk rust, ongeacht de lengte van de productie- en distributieketen.
- (8)
Krachtens Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (3) wordt de begroting van de Gemeenschappen, onverminderd de andere ontvangsten, in haar geheel gefinancierd uit de eigen middelen van de Gemeenschappen. Deze middelen omvatten onder meer de ontvangsten uit de BTW, verkregen door toepassing van een gemeenschappelijk percentage op een grondslag die op uniforme wijze volgens communautaire voorschriften wordt vastgesteld.
- (9)
Een overgangsperiode is noodzakelijk om de nationale wetgevingen op bepaalde terreinen geleidelijk te kunnen aanpassen.
- (10)
Gedurende deze overgangsperiode moeten de intracommunautaire handelingen die worden verricht door andere belastingplichtigen dan vrijgestelde belastingplichtigen, in de lidstaten van bestemming worden belast op basis van de tarieven en voorwaarden van die lidstaten.
- (11)
Gedurende deze overgangsperiode moet in de lidstaten van bestemming eveneens belasting worden geheven, op basis van de tarieven en voorwaarden van die lidstaten, op de intracommunautaire verwervingen die voor een bepaald bedrag worden verricht door vrijgestelde belastingplichtigen of door niet-belastingplichtige rechtspersonen, alsmede op bepaalde intracommunautaire afstandsverkopen en leveringen van nieuwe vervoermiddelen aan particulieren of aan vrijgestelde of niet-belastingplichtige lichamen, voor zover deze handelingen bij ontstentenis van bijzondere bepalingen de mededinging tussen de lidstaten ernstig zouden kunnen verstoren.
- (12)
Bepaalde grondgebieden dienen, om redenen die verband houden met hun geografische, economische en sociale positie, van de werkingssfeer van deze richtlijn te worden uitgesloten.
- (13)
Het begrip ‘belastingplichtige’ moet zodanig worden gedefinieerd, dat de lidstaten, teneinde een betere belastingneutraliteit te waarborgen, in staat worden gesteld hieronder personen te laten vallen die incidenteel handelingen verrichten.
- (14)
Het begrip ‘belastbare handeling’ kan leiden tot moeilijkheden, met name wat betreft de met belastbare handelingen gelijkgestelde handelingen. Het is derhalve noodzakelijk deze begrippen nader te omschrijven.
- (15)
Ter vergemakkelijking van het intracommunautaire verkeer op het terrein van bewerkingen van roerende lichamelijke zaken is het dienstig belastingregels terzake vast te stellen wanneer die bewerkingen worden verricht voor afnemers die voor BTW-doeleinden geïdentificeerd zijn in een andere lidstaat dan die waar de dienst daadwerkelijk wordt verricht.
- (16)
Het is dienstig vervoer dat op het grondgebied van een lidstaat wordt verricht, wanneer het rechtstreeks verband houdt met tussen lidstaten verricht vervoer, gelijk te stellen aan intracommunautair goederenvervoer, teneinde niet alleen de belastingbeginselen en -regels voor deze binnenlandse vervoerdiensten te vereenvoudigen, maar ook die welke van toepassing zijn op de daarmee samenhangende diensten alsmede op de diensten welke worden verricht door tussenpersonen die bij het verrichten van deze verschillende diensten bemiddelen.
- (17)
De vaststelling van de plaats van de belastbare handelingen kan leiden tot bevoegdheidsconflicten tussen de lidstaten, met name met betrekking tot de levering inclusief montage van een goed en met betrekking tot diensten. Hoewel de plaats van een dienst in beginsel moet worden vastgesteld op de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, moet die plaats in bepaalde gevallen toch worden vastgesteld in de lidstaat van de afnemer van de dienst, met name voor sommige diensten tussen belastingplichtigen waarvan de kosten in de prijs van de goederen worden opgenomen.
- (18)
De definitie van de plaats van belastingheffing voor bepaalde handelingen aan boord van een schip, vliegtuig of trein bij vervoer van passagiers binnen de Gemeenschap, dient te worden gepreciseerd.
- (19)
Gas en elektriciteit worden voor BTW-doeleinden als goederen beschouwd. Het is evenwel bijzonder moeilijk de plaats van levering te bepalen. Teneinde dubbele heffing of niet-heffing van de belasting te voorkomen en een echte interne markt tot stand te brengen, dient als plaats van levering van gas via het aardgasdistributiesysteem en van elektriciteit, voordat de goederen het stadium van het eindverbruik bereiken, derhalve te worden aangemerkt de plaats waar de afnemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. De levering van gas en elektriciteit in het stadium van het eindverbruik, door de handelaar en de distributeur aan de eindverbruiker, moet worden belast op de plaats waar de afnemer daadwerkelijk het gebruik en verbruik van de goederen heeft.
- (20)
Wanneer de algemene regel dat diensten worden belast in de lidstaat waar de dienstverrichter gevestigd is, wordt toegepast op de verhuur van roerende lichamelijke zaken, kan dit tot aanzienlijke verstoringen van de mededinging leiden wanneer de verhuurder en de huurder gevestigd zijn in verschillende lidstaten en de belastingtarieven in die lidstaten verschillen. Er dient derhalve te worden bepaald dat de plaats van een dienst de plaats is waar de huurder de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de dienst is verricht, of bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats.
- (21)
Wat de verhuur van vervoermiddelen betreft, dient de algemene regel echter, om redenen van controletechnische aard, strikt te worden toegepast door als plaats van deze dienst de plaats aan te merken waar de dienstverrichter gevestigd is.
- (22)
Alle telecommunicatiediensten waarvan in de Gemeenschap gebruik wordt gemaakt, dienen te worden belast, teneinde verstoringen van de mededinging op dat gebied te voorkomen. Telecommunicatiediensten verricht voor in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen of voor in een derde land gevestigde afnemers moeten te dien einde in beginsel worden belast op de plaats waar de afnemer van de diensten gevestigd is. Teneinde een uniforme belastingheffing te garanderen van telecommunicatiediensten die door in derdelandsgebieden of in derde landen gevestigde belastingplichtigen worden verricht voor in de Gemeenschap gevestigde niet-belastingplichtigen en waarvan het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in de Gemeenschap geschieden, zouden de lidstaten evenwel in beginsel moeten bepalen dat de plaats van de dienst binnen de Gemeenschap gelegen is.
- (23)
Mede om verstoringen van de mededinging te voorkomen, moeten radio- en televisieomroepdiensten en diensten die langs elektronische weg worden verricht vanuit derdelandsgebieden of derde landen voor in de Gemeenschap gevestigde personen of vanuit de Gemeenschap voor in derdelandsgebieden of derde landen gevestigde afnemers, worden belast op de plaats van vestiging van de afnemer van de dienst.
- (24)
De begrippen ‘belastbaar feit’ en ‘verschuldigheid[lees: verschuldigdheid] van de belasting’ moeten worden geharmoniseerd, opdat de toepassing en de latere wijzigingen van het gemeenschappelijk BTW-stelsel in alle lidstaten op hetzelfde tijdstip ingaan.
- (25)
De maatstaf van heffing moet worden geharmoniseerd, opdat de toepassing van de BTW op de belastbare handelingen in alle lidstaten tot vergelijkbare resultaten leidt.
- (26)
De lidstaten moeten zich in bepaalde welomschreven omstandigheden kunnen uitspreken over de waarde van goederenleveringen, diensten en intracommunautaire verwervingen, teneinde te voorkomen dat zij, doordat via het inschakelen van verbonden partijen een belastingvoordeel wordt behaald, belastinginkomsten derven.
- (27)
Teneinde fraude of belastingontwijking te bestrijden, moeten de lidstaten in de maatstaf van heffing voor een handeling waarbij door een afnemer ter beschikking gesteld beleggingsgoud wordt verwerkt, de waarde van dat beleggingsgoud kunnen opnemen wanneer dit goud ingevolge de verwerking niet meer als beleggingsgoud kan worden aangemerkt. De lidstaten dient een zekere beoordelingsruimte te worden gelaten bij de toepassing van deze maatregelen.
- (28)
De afschaffing van de belastinggrenzen impliceert, wil men verstoringen van de mededinging voorkomen, niet alleen een uniforme BTW-grondslag, doch tevens een aantal tarieven en tariefhoogten in de lidstaten die elkaar voldoende benaderen.
- (29)
Het normale BTW-tarief dat in de diverse lidstaten van kracht is, zorgt er in combinatie met voorschriften van de overgangsregeling voor dat dit stelsel in aanvaardbare mate functioneert. Om te voorkomen dat de verschillen in het normale BTW-tarief dat de lidstaten toepassen, tot structurele onevenwichtigheden in de Gemeenschap en tot verstoringen van de mededinging in bepaalde bedrijfssectoren leiden, dient de ondergrens van het normale tarief op 15 % te worden bepaald, welk cijfer opnieuw kan worden bezien.
- (30)
Om de BTW-neutraliteit te waarborgen, zouden de door de lidstaten toegepaste tarieven de normale aftrek van de voorbelasting mogelijk moeten maken.
- (31)
Tijdens de overgangsperiode moeten bepaalde afwijkingen inzake aantal en hoogte van de tarieven mogelijk zijn.
- (32)
Voor een beter begrip van het effect van de verlaagde tarieven is een evaluatierapport van de Commissie over het effect van de verlaagde tarieven op lokale diensten, met name wat het scheppen van werkgelegenheid, de economische groei en de goede werking van de interne markt betreft, noodzakelijk.
- (33)
Ter bestrijding van het werkloosheidsprobleem dienen de lidstaten desgewenst in de gelegenheid te worden gesteld met de toepassing en de effecten van een gerichte BTW-verlaging voor arbeidsintensieve diensten te experimenteren. Deze verlaging zou ook de verleiding voor de betrokken ondernemingen om in ‘het zwarte circuit’ te verdwijnen, respectievelijk in dat circuit te blijven, minder groot kunnen maken.
- (34)
Een dergelijke tariefverlaging is echter voor de goede werking van de interne markt en voor de neutraliteit van de belasting niet zonder gevaar. Het is derhalve zaak in een machtigingsprocedure te voorzien waarbij een dergelijke tariefverlaging wordt toegestaan voor een periode die lang genoeg is om het effect van de verlaagde tarieven op lokale diensten te kunnen beoordelen. Ook is het nodig om het toepassingsgebied van een dergelijke maatregel strikt te definiëren, opdat het controleerbare en beperkte kader ervan behouden blijft.
- (35)
Met het oog op een vergelijkbare inning van de eigen middelen in alle lidstaten dient een gemeenschappelijke lijst van vrijstellingen te worden vastgesteld.
- (36)
Ten voordele van zowel de tot voldoening van de belasting gehouden personen als de bevoegde overheidsdiensten zouden de regels voor de heffing van BTW op bepaalde intracommunautaire leveringen en verwervingen van accijnsproducten moeten worden afgestemd op de aangifteprocedures en -verplichtingen voor verzendingen van deze producten naar een andere lidstaat voorgeschreven bij Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (4).
- (37)
De levering van gas via het aardgasdistributiesysteem of van elektriciteit wordt belast op de plaats waar de afnemer gevestigd is. Teneinde dubbele heffing te voorkomen, dient de invoer van dergelijke producten derhalve van BTW te worden vrijgesteld.
- (38)
Voor de in het binnenlandse verkeer belastbare handelingen in verband met intracommunautair handelsverkeer van goederen dat in de overgangsperiode wordt verricht door belastingsplichtigen die niet zijn gevestigd op het grondgebied van de lidstaat van de intracommunautaire verwerving van de goederen, kettingtransacties daaronder begrepen, moeten vereenvoudigingsmaatregelen worden genomen ter waarborging van een gelijkwaardige behandeling in alle lidstaten. Daartoe dienen de bepalingen betreffende de regeling van de belastingheffing en betreffende degene die tot voldoening van de belasting uit hoofde van deze handelingen gehouden is, te worden geharmoniseerd. Goederen die bestemd zijn om in het kleinhandelsstadium te worden geleverd, dienen evenwel in beginsel van deze regelingen te worden uitgesloten.
- (39)
De aftrekregelingen moeten worden geharmoniseerd voor zover hiervan invloed uitgaat op het werkelijke niveau van inning, en de berekening van het pro rata voor de toepassing van de aftrek moet in alle lidstaten op overeenkomstige wijze geschieden.
- (40)
De regeling die voorziet in de herziening van de aftrek voor investeringsgoederen gedurende de levensduur van dat goed, rekening houdende met het werkelijke gebruik, dient ook te kunnen worden toegepast op bepaalde diensten die het karakter van een investeringsgoed hebben.
- (41)
Nader dient te worden bepaald wie tot voldoening van de belasting gehouden is, met name voor bepaalde diensten verricht door niet in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is gevestigde dienstverrichters.
- (42)
De lidstaten moeten in specifieke gevallen de afnemer van goederen of diensten kunnen aanwijzen als de tot voldoening van de BTW gehouden persoon. Dit moet de lidstaten helpen in bepaalde sectoren en bij bepaalde soorten handelingen de regelgeving te vereenvoudigen en belastingfraude en -ontwijking aan te pakken.
- (43)
De lidstaten moeten vrijelijk kunnen blijven bepalen wie tot voldoening van de belasting bij invoer gehouden is.
- (44)
De lidstaten moeten kunnen bepalen dat een ander dan de tot voldoening van de belasting gehouden persoon hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen.
- (45)
De verplichtingen van de belastingplichtigen moeten zoveel mogelijk worden geharmoniseerd teneinde de nodige waarborgen te verkrijgen met betrekking tot de gelijkheid van de belastingheffing in alle lidstaten.
- (46)
Elektronische facturering moet zodanig zijn opgezet dat de belastingdiensten hun controlerende taak kunnen verrichten. Voor een goede werking van de interne markt dient een geharmoniseerde lijst te worden vastgesteld van verplichte vermeldingen die een factuur moet bevatten, alsmede een aantal gemeenschappelijke voorwaarden voor elektronische facturering, elektronische bewaring van facturen, eigenhandige facturering en uitbesteding van factureringswerkzaamheden.
- (47)
De lidstaten moeten onder de voorwaarden die zij vaststellen, toestaan en verplicht kunnen stellen dat bepaalde aangiften langs elektronische weg worden verricht.
- (48)
Het noodzakelijke streven naar een verlichting van de administratieve en statistische formaliteiten van de ondernemingen, met name de kleine en middelgrote ondernemingen, moet worden verzoend met de toepassing van efficiënte controlemaatregelen en met de zowel om economische als om fiscale redenen onontbeerlijke handhaving van de kwaliteit van de communautaire statistische instrumenten.
- (49)
Ten aanzien van kleine ondernemingen moeten de lidstaten hun bijzondere regelingen kunnen behouden, zulks overeenkomstig gemeenschappelijke voorschriften en met het oog op een verdergaande harmonisatie.
- (50)
Ten aanzien van landbouwers moeten de lidstaten de mogelijkheid behouden een bijzondere regeling toe te passen met een forfaitaire compensatie van de BTW-voordruk voor de landbouwers die niet onder de normale regeling vallen. De belangrijkste beginselen van deze regeling en een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de door deze landbouwers tot stand gebrachte toegevoegde waarde, moeten worden vastgesteld met het oog op de inning van de eigen middelen.
- (51)
Er dient een communautaire belastingregeling te worden vastgesteld die van toepassing is op het gebied van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten en voorwerpen voor verzamelingen, en die erop gericht is dubbele heffing van de belasting en verstoring van de mededinging tussen belastingplichtigen te vermijden.
- (52)
De toepassing van de normale belastingregeling op goud hindert in ernstige mate het gebruik van goud voor beleggingsdoeleinden, zodat de toepassing van een bijzondere belastingregeling te rechtvaardigen is, ook ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de communautaire goudmarkt.
- (53)
Leveringen van goud voor beleggingsdoeleinden stemmen naar hun aard overeen met andere financiële beleggingen die BTW-vrijstelling genieten. Belastingvrijstelling blijkt derhalve de meest aangewezen fiscale behandeling voor goudleveringen te zijn.
- (54)
Gouden munten waarvan de waarde in hoofdzaak overeenkomt met de prijs van het daarin vervatte goud dienen ook onder de definitie van beleggingsgoud te vallen. Uit overwegingen van transparantie en rechtszekerheid moet jaarlijks een lijst worden opgesteld van de munten die onder de regeling voor beleggingsgoud vallen, zodat handelaren in gouden munten zekerheid wordt geboden. Onverminderd deze lijst kan de vrijstelling ook gelden voor munten die niet op deze lijst zijn vermeld, maar die aan de criteria van deze richtlijn voldoen.
- (55)
Teneinde belastingfraude te voorkomen en tevens de lasten in verband met de financiering van de levering van goud met ten minste een bepaalde zuiverheid te verlichten, is het gerechtvaardigd de lidstaten toe te staan de afnemer aan te wijzen als degene die tot voldoening van de belasting is gehouden.
- (56)
Om het voor ondernemers die langs elektronische weg diensten verrichten en die noch in de Gemeenschap gevestigd zijn noch in de Gemeenschap voor BTW-doeleinden moeten zijn geïdentificeerd, eenvoudiger te maken om aan de belastingverplichtingen te voldoen, moet een bijzondere regeling worden vastgesteld. Door toepassing van deze regeling kan een ondernemer die dergelijke diensten langs elektronische weg in de Gemeenschap aanbiedt aan niet-belastingplichtigen, indien hij niet anderszins voor BTW-doeleinden in de Gemeenschap is geïdentificeerd, kiezen voor identificatie in slechts één lidstaat.
- (57)
Het is wenselijk dat de bepalingen betreffende radio- en televisieomroepdiensten en bepaalde langs elektronische weg verrichte diensten slechts voor een tijdelijke periode worden aangenomen en binnen afzienbare tijd opnieuw worden bezien in het licht van de opgedane ervaring.
- (58)
Het is van belang de gecoördineerde toepassing van de bepalingen van deze richtlijn te bevorderen en het is te dien einde onontbeerlijk een raadgevend BTW-Comité in te stellen dat de mogelijkheid verschaft op dit gebied een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie tot stand te brengen.
- (59)
De lidstaten moeten, met inachtneming van bepaalde beperkingen en voorwaarden, bijzondere van deze richtlijn afwijkende maatregelen kunnen treffen of handhaven, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of belastingontwijking te voorkomen.
- (60)
Om te voorkomen dat een lidstaat in het ongewisse blijft over het gevolg dat de Commissie aan zijn verzoek om een afwijking wenst te geven, dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de Commissie de Raad een voorstel tot machtiging moet voorleggen dan wel een mededeling waarin zij haar eventuele bezwaren toelicht.
- (61)
Het is van wezenlijk belang bij de toepassing van het BTW-stelsel uniformiteit te garanderen. Ter verwezenlijking van dat doel dienen uitvoeringsmaatregelen te worden vastgesteld.
- (62)
Deze maatregelen moeten met name een oplossing bieden voor het probleem van de dubbele belastingheffing op grensoverschrijdende handelingen die kan voortvloeien uit een niet eenvormige toepassing door de lidstaten van de regels inzake de plaats van belastbare handelingen.
- (63)
Hoewel het toepassingsgebied van de uitvoeringsmaatregelen beperkt zou zijn, zouden de budgettaire gevolgen ervan voor een of meer lidstaten aanzienlijk kunnen zijn. De mogelijke gevolgen voor de begrotingen van de lidstaten rechtvaardigen dat de Raad zich het recht voorbehoudt de bevoegdheid tot uitvoering uit te oefenen.
- (64)
Gelet op het beperkte toepassingsgebied van de uitvoeringsmaatregelen dient te worden bepaald dat deze maatregelen door de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.
- (65)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn om bovengenoemde redenen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (66)
De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de eerdere richtlijnen.
- (67)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage XI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Inhoudstafel
Voetnoten
PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129).
PB L 71 van 14.4.1967, blz. 1301/67. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 77/388/EG.
PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.
PB L 76 van 23.3.1992, blz 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/106/EG (PB L 359 van 4.12.2004, blz. 30).