Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 5.6 Deuren in brandwerende schotten
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Deuren hebben een brandwerend vermogen dat, voor zover als praktisch mogelijk is, gelijkwaardig is aan dat van het schot waarin zij zijn aangebracht. Deuren en deurkozijnen in schotten van klasse ‘A’ zijn van staal. Deuren in schotten van klasse ‘B’ zijn van onbrandbaar materiaal. Deuren aangebracht in begrenzingsschotten van ruimten voor machines van categorie A, zijn zelfsluitend en redelijk gasdicht. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan het gebruik van brandbare materialen toestaan in deuren die hutten scheiden van de eigen bijbehorende sanitaire ruimten, zoals douchecellen, indien methode IF is toegepast.
2.
Deuren die zelfsluitend moeten zijn, zijn niet voorzien van vastzethaken. Vastzetinrichtingen mogen evenwel worden toegepast indien deze zijn voorzien van op afstand bediende ontkoppelingsinrichtingen van een type dat de deur doet sluiten indien het systeem in het ongerede geraakt.
3.
Ventilatieopeningen mogen zijn aangebracht in en onder deuren in schotten van gangen, met dien verstande dat dergelijke openingen niet mogen zijn aangebracht in en onder deuren van trapomsluitingen. De openingen in deuren zijn uitsluitend in de onderste helft van een deur aangebracht. Indien een dergelijke opening zich bevindt in of onder een deur, bedraagt de totale oppervlakte van deze opening of openingen niet meer dan 0,05 m2. Indien een dergelijke opening in een deur is aangebracht, is deze voorzien van een rooster van onbrandbaar materiaal.
4.
Waterdichte deuren behoeven niet geïsoleerd te zijn.