Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/541 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ
Artikel 15 Straffen voor natuurlijke personen
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2017
- Bronpublicatie:
15-03-2017, PbEU 2017, L 88 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/541)
- Inwerkingtreding
20-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2017, PbEU 2017, L 88 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/541)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Openbare orde en veiligheid / Hulpverlening
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 3 tot en met 12 en artikel 14 bedoelde misdrijven bestraft kunnen worden met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties die kunnen leiden tot overlevering of uitlevering.
2.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3 bedoelde terroristische misdrijven en de in artikel 14 bedoelde misdrijven, voor zover deze in verband staan met terroristische misdrijven, kunnen worden bestraft met vrijheidsstraffen die hoger zijn dan de straffen waarin het nationale recht voor dergelijke misdrijven voorziet, indien deze zonder het in artikel 3 bedoelde bijzondere oogmerk zijn gepleegd, tenzij de beoogde straffen krachtens het nationale recht reeds de hoogst mogelijke straffen zijn.
3.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 4 genoemde misdrijven bestraft kunnen worden met vrijheidsstraffen, waarbij het strafmaximum ten aanzien van het in artikel 4, onder a), genoemde misdrijf niet lager mag zijn dan 15 jaar, en het strafmaximum ten aanzien van het in artikel 4, onder b), genoemde misdrijf niet lager dan 8 jaar. Indien het in artikel 3, lid 1, onder j), genoemde terroristische misdrijf gepleegd is door een persoon die leiding geeft aan een terroristische groepering als bedoeld in artikel 4, onder a), mag het strafmaximum niet lager zijn dan 8 jaar.