Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/541 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ
Artikel 19 Rechtsmacht en vervolging
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2017
- Bronpublicatie:
15-03-2017, PbEU 2017, L 88 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/541)
- Inwerkingtreding
20-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2017, PbEU 2017, L 88 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/541)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Openbare orde en veiligheid / Hulpverlening
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om hun rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3 tot en met 12 en artikel 14 bedoelde misdrijven, indien:
- a)
het misdrijf geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van die lidstaat is gepleegd;
- b)
het misdrijf is gepleegd aan boord van een vaartuig dat onder de vlag van die lidstaat vaart of aan boord van een luchtvaartuig dat in die lidstaat is geregistreerd;
- c)
de dader onderdaan of ingezetene van die lidstaat is;
- d)
het misdrijf is gepleegd ten voordele van een op het grondgebied van die lidstaat gevestigde rechtspersoon;
- e)
het misdrijf is gepleegd tegen de instellingen of bevolking van die lidstaat, of tegen een instelling, orgaan of instantie van de Unie die/dat in die lidstaat is gevestigd.
Elke lidstaat kan zijn rechtsmacht uitbreiden indien het misdrijf op het grondgebied van een andere lidstaat gepleegd is.
2.
Elke lidstaat kan zijn rechtsmacht uitbreiden ten aanzien van de in artikel 7 bedoelde training voor terrorisme indien de dader training aan onderdanen of ingezetenen van die lidstaat geeft, in gevallen waarin lid 1 van dit artikel niet van toepassing is. De desbetreffende lidstaat stelt de Commissie daarvan in kennis.
3.
Indien meer dan één lidstaat rechtsmacht heeft ten aanzien van een misdrijf en elk van hen ten aanzien van dezelfde feiten op geldige wijze vervolging kan instellen, bepalen de betrokken lidstaten in onderling overleg welk van hen de daders zal vervolgen, teneinde de procedure zo mogelijk in één lidstaat te concentreren. Daartoe kunnen de lidstaten een beroep doen op Eurojust zodat de samenwerking tussen hun justitiële autoriteiten en de onderlinge afstemming van hun optreden worden vergemakkelijkt.
Rekening wordt gehouden met de volgende factoren:
- a)
de lidstaat op het grondgebied waarvan het misdrijf is gepleegd;
- b)
de lidstaat waarvan de dader een onderdaan of ingezetene is;
- c)
de lidstaat die het land van herkomst van de slachtoffers is;
- d)
de lidstaat op het grondgebied waarvan de dader is aangetroffen.
4.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht tevens te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3 tot en met 12 en artikel 14 bedoelde misdrijven in de gevallen waarin hij weigert een persoon die van een dergelijk misdrijf wordt verdacht of daarvoor is veroordeeld, aan een andere lidstaat of een derde staat over te dragen of uit te leveren.
5.
Elke lidstaat zorgt ervoor dat hij rechtsmacht heeft voor de gevallen waarin een in de artikelen 4 en 14 bedoeld misdrijf geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied is gepleegd, ongeacht de plaats waar de terroristische groepering gebaseerd is of haar criminele activiteiten uitoefent.
6.
Dit artikel sluit de uitoefening van een door een lidstaat krachtens het nationale recht gevestigde rechtsmacht in strafzaken niet uit.