Einde inhoudsopgave
Besluit zeevarenden
Artikel 125ee
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
31-01-2019, Stb. 2019, 44 (uitgifte: 11-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2019, Stb. 2019, 44 (uitgifte: 11-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Een visser die op 1 april 2019 niet in het bezit is van het ingevolge dit besluit vereiste vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie waarin hij onmiddellijk voor dat tijdstip met het toen vereiste vaarbevoegdheidsbewijs werkzaam was, kan, onverminderd de artikelen 23 en 24 van de wet, met laatstgenoemd vaarbevoegdheidsbewijs die functie blijven uitoefenen gedurende de daarop vermelde geldigheidsduur, doch ten hoogste gedurende vijf jaar na het hiervoor bedoelde tijdstip. Laatstgenoemd vaarbevoegdheidsbewijs wordt voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens dit besluit voor die termijn gelijkgesteld met het ingevolge dit besluit vereiste vaarbevoegdheidsbewijs.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de visser die op het in het eerste lid bedoelde tijdstip werkzaam was met een erkenning als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de wet.