Einde inhoudsopgave
Wet zeevarenden
Artikel 23
Geldend
Geldend vanaf 03-05-2014
- Bronpublicatie:
25-09-2013, Stb. 2013, 381 (uitgifte: 17-10-2013, kamerstukken: 33442)
- Inwerkingtreding
03-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-04-2014, Stb. 2014, 161 (uitgifte: 02-05-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Onze Minister onderzoekt schriftelijke verklaringen over of aanwijzingen van medische ongeschiktheid of onbekwaamheid tot het uitoefenen van een functie aan boord van houders van een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in artikel 18, 22 of 22a.
2.
Onze Minister stelt de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs, te wiens aanzien een gegrond vermoeden van medische ongeschiktheid of onbekwaamheid tot het uitoefenen van zijn functie aan boord bestaat, daarvan in kennis. Hij is verplicht zich bij de eerste gelegenheid te onderwerpen aan een onderzoek met inachtneming van door Onze Minister te geven aanwijzingen.
3.
Bij gegrond vermoeden van medische ongeschiktheid wordt het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, ingesteld door een door Onze Minister aangewezen geneeskundige of medisch specialist naar de algemene lichamelijke geschiktheid dan wel naar de geschiktheid van het gezichts- of gehoororgaan op de voet van het bepaalde krachtens artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten 3°.
4.
Bij gegrond vermoeden van onbekwaamheid tot het uitoefenen van een functie aan boord wordt het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, ingesteld door een door Onze Minister aangewezen deskundige op de voet van het bepaalde krachtens artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten 1°.
5.
Indien bij een periodiek onderzoek of bij een in het tweede lid bedoeld onderzoek blijkt dat de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs niet voldoet aan de krachtens deze wet gestelde eisen voor de algemene lichamelijke geschiktheid of aan de eisen voor de geschiktheid van het gezichts- of gehoororgaan, weigert de geneeskundige of medisch specialist een nieuwe geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart af te geven. Onze Minister kan de desbetreffende geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart ongeldig verklaren.
6.
De artikelen 42, 43 en 44 zijn van overeenkomstige toepassing.
7.
Indien de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs niet aan de in het tweede lid bedoelde verplichting voldoet zonder dat van een geldige reden daartoe blijkt, kan Onze Minister zonder nader onderzoek het afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs ongeldig verklaren.