Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 71
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De bevoegde gerechten van de bezettende Mogendheid mogen geen vonnis uitspreken, dat niet is voorafgegaan door een regelmatig proces.
2.
Verdachten tegen wie door de bezettende Mogendheid een vervolging wordt ingesteld, moeten onverwijld schriftelijk, in een voor hen begrijpelijke taal, op de hoogte worden gesteld van de bijzonderheden van de tegen hen uitgebrachte telastlegging; hun zaak moet zo spoedig mogelijk worden voorgebracht. De beschermende Mogendheid moet in kennis worden gesteld met iedere door de bezettende Mogendheid tegen een beschermd persoon ingestelde vervolging, indien de telastlegging de doodstraf of een gevangenisstraf van twee jaar of meer ten gevolge kan hebben; de beschermende Mogendheid moet te allen tijde inlichtingen kunnen verkrijgen betreffende de stand van het proces. Bovendien heeft de beschermende Mogendheid het recht, op haar verzoek, te worden ingelicht omtrent alle bijzonderheden betreffende deze processen en iedere andere vervolging, door de bezettende Mogendheid tegen beschermde personen ingesteld.
3.
De kennisgeving aan de beschermende Mogendheid, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, moet onmiddellijk worden verzonden en de beschermende Mogendheid in ieder geval drie weken vóór de datum van de eerste terechtzitting bereiken. Indien bij de aanvang van de terechtzitting geen bewijs wordt overgelegd, dat de bepalingen van dit artikel ten volle in acht zijn genomen, zal de terechtzitting geen voortgang vinden. De kennisgeving moet in het bijzonder de volgende punten bevatten:
- a.
identiteit van de verdachte;
- b.
verblijfplaats of plaats van bewaring;
- c.
gespecificeerde telastlegging (met vermelding van de strafbepalingen waarop deze is gegrond);
- d.
opgave van het gerecht dat met de berechting van de zaak is belast;
- e.
plaats en datum van de eerste terechtzitting.