Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 64
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De strafwetgeving van het bezette gebied zal van kracht blijven, behoudens voor zover zij mag worden ingetrokken of opgeschort door de bezettende Mogendheid ingeval deze wetgeving een bedreiging vormt voor haar veiligheid dan wel de toepassing van dit Verdrag belemmert. Behoudens laatstgenoemde overweging en de noodzakelijkheid om een doeltreffende rechtsbedeling te verzekeren, zullen de gerechten van het bezette gebied hun werkzaamheden met betrekking tot alle vergrijpen, in bedoelde strafwetgeving voorzien, blijven verrichten.
2.
De bezettende Mogendheid mag de bevolking van het bezette gebied echter onderwerpen aan bepalingen welke noodzakelijk zijn om de bezettende Mogendheid in staat te stellen haar uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen na te komen, het geregeld bestuur van het gebied te handhaven, alsmede de veiligheid te verzekeren van de bezettende Mogendheid, van de leden en de eigendommen van het bezettingsleger of de bezettingsadministratie, zomede van de door haar gebruikte instellingen en verbindingslijnen.