Einde inhoudsopgave
Wet wegvervoer goederen
Artikel 2.8
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
07-12-2022, Stb. 2022, 545 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36155)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-2023, Stb. 2023, 486 (uitgifte: 22-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Wegvervoer
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
De voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis voor een vervoerder, bedoeld in de beroepsverordening voor het wegvervoerzijn:
- a.
de overlegging van een niet ouder dan twee maanden zijnde met het oog op de uitoefening van de functie van wegvervoerder verleende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
- b.
het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke rechterlijke uitspraak waarbij is vastgesteld dat de vervoerder de geldende voorschriften inzake de financiële arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen, en
- c.
het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordeling en onherroepelijke sanctie jegens de vervoerder, wegens een van de zwaarste inbreuken op de regels van de Unie, die in bijlage IV van de beroepsverordening voor het wegvervoer als zodanig is aangewezen;
- d.
het aantal minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordelingen of onherroepelijke sancties jegens de vervoerder wegens de krachtens artikel 6, lid 2 bis, van de beroepsverordening voor het wegvervoer aangewezen zware inbreuken op de regels van de Unie, overschrijdt niet de krachtens die verordening vastgestelde grenzen;
- e.
de één of meer aangewezen vervoersmanagers zijn niet ingevolge de beroepsverordening voor het wegvervoer, door een bevoegde instantie voor die verordening, ongeschikt verklaard om de leiding te hebben over de vervoeractiviteiten van een vervoerder of zijn na een dergelijke ongeschiktverklaring gerehabiliteerd, en
- f.
de overlegging door een uitvoerend directeur die belast is met het feitelijk leiding geven aan de vervoerder van een niet ouder dan twee maanden verleende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens met het oog op de uitoefening van zijn functie.
2.
De voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis voor een vervoersmanager, bedoeld in artikel 6 van de beroepsverordening voor het wegvervoer zijn:
- a.
de overlegging van een niet ouder dan twee maanden zijnde met het oog op de uitoefening van de functie van vervoermanager verleende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
- b.
het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, waarbij hij de leiding had over de vervoeractiviteiten van de betrokken vervoerder;
- c.
het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordeling of onherroepelijke sanctie jegens hem, wegens een van de zwaarste inbreuken op de regels van de Unie, die in bijlage IV van de beroepsverordening voor het wegvervoer als zodanig is aangewezen;
- d.
het aantal minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordelingen en onherroepelijke sancties wegens de krachtens de beroepsverordening voor het wegvervoer aangewezen zware inbreuken op de regels van de Unie, overschrijdt niet de daarvoor krachtens artikel 6, lid 2 bis, van die verordening vastgestelde grenzen, en
- e.
het ontbreken van een veroordeling en van een sanctie als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, waarbij hij de leiding had over de vervoeractiviteiten van de betrokken vervoerder.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d en van het tweede lid, onderdelen c, d en e, worden veroordelingen en sancties, die vóór 4 december 2011 onherroepelijk zijn geworden, niet in aanmerking genomen.
4.
Bij regeling van Onze Minister kunnen met inachtneming van de beroepsverordening voor het wegvervoer en de marktverordening voor het wegvervoer regels worden gesteld over de eisen van financiële draagkracht, vestiging en vakbekwaamheid.