Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 76
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Beschermde personen, verdacht van strafbare feiten, zullen de voorlopige hechtenis en, indien zij zijn veroordeeld, hun straf in het bezette land ondergaan. Zij zullen, zo mogelijk, van andere gedetineerden gescheiden worden gehouden; voedings- en hygiënische omstandigheden moeten zodanig zijn, dat zij voldoende zijn voor het behoud van een goede gezondheid en ten minste overeenkomen met die in de strafinrichtingen van het bezette land.
2.
Zij zullen de geneeskundige verzorging ontvangen, welke hun gezondheidstoestand vereist.
3.
Zij zijn eveneens gerechtigd de geestelijke bijstand te ontvangen, welke zij mochten verlangen.
4.
Vrouwen zullen in afzonderlijke verblijven worden ondergebracht en onder rechtstreeks toezicht van vrouwen staan.
5.
Rekening moet worden gehouden met de bijzondere voorschriften voor minderjarigen.
6.
Gedetineerde beschermde personen hebben het recht bezoek te ontvangen van gedelegeerden van de beschermende Mogendheid en van het Internationale Comité van het Rode Kruis, overeenkomstig de bepalingen van artikel 143.
7.
Bovendien hebben deze personen het recht ten minste één pakket tot hulpverlening per maand te ontvangen.