Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 34e [Overgangsrecht waardering pensioenverplichtingen bij twee specifieke toegestane pensioenverzekeraars]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
08-03-2017, Stb. 2017, 115 jo Stb. 2017, 116 (uitgifte: 27-03-2017, kamerstukken: 34662)
08-03-2017, Stb. 2017, 115 jo Stb. 2017, 116 (uitgifte: 27-03-2017, kamerstukken: 34555)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2017, Stb. 2017, 115 (uitgifte: 27-03-2017, kamerstukken: 34555)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Inkomstenbelasting / Winst
1.
Voor de waardering van pensioenverplichtingen bij een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, blijven de artikelen 8, zesde lid, en 31d, zoals die artikelen luidden op 31 december 2016, van toepassing.
2
Met betrekking tot een bij een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, verzekerde aanspraak ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding, blijft artikel 23a, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, van toepassing.
3.
Het opgeofferde bedrag in de zin van artikel 13d wordt niet verhoogd door de toepassing in de jaren 2017, 2018 of 2019 van artikel 38n, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel destijds luidde.
4.
In afwijking van het derde lid, zoals dat luidde op 31 december 2019, worden kosten en lasten die samenhangen met een aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 en die als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen na het tijdstip waarop ter zake van die aanspraak artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 2019, is toegepast in gelijke jaarlijkse delen bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen, waarbij het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat de werknemer of gewezen werknemer op dat tijdstip was verwijderd van de leeftijd van 87 jaar. De eerste volzin is uitsluitend van toepassing indien in een aangifte die uiterlijk op 20 september 2016 is gedaan reeds een transitorische actiefpost is opgenomen ter zake van de kosten en lasten die op dat moment als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen.