Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 35
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2022. Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 35 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 654 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35933)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 654 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35933)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting / Winst
1.
Indien de belastingplichtige in de boekjaren die aanvangen op of na 1 juli 2019 en voor 1 januari 2022 van een aan hem gelieerd lichaam een bedrijfsmiddel heeft verkregen waarop bij de aanvang van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2022 of een daaropvolgend boekjaar nog kan worden afgeschreven en de belastingplichtige niet aannemelijk maakt dat, indien artikel 8bc, eerste lid, op het tijdstip van de verkrijging van toepassing zou zijn geweest, voor de teboekstelling van dat bedrijfsmiddel de op basis van het zakelijkheidsbeginsel bepaalde verrekenprijs in aanmerking zou zijn genomen, worden de afschrijvingen op dat bedrijfsmiddel met ingang van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2022 waarin op dat bedrijfsmiddel kan worden afgeschreven, berekend op basis van het laagste van de volgende bedragen:
- a.
de waarde waarop het bedrijfsmiddel zou zijn te boek gesteld op het tijdstip van de verkrijging indien artikel 8bc, eerste lid, op dat tijdstip van toepassing zou zijn geweest, waarbij ter bepaling van die waarde een afboeking van de herinvesteringsreserve op de aanschaffingskosten van het bedrijfsmiddel als bedoeld in artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet in aanmerking wordt genomen;
- b.
de boekwaarde van het bedrijfsmiddel op het tijdstip direct voorafgaande aan het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2022.
2
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op verkrijgingen als bedoeld in artikel 8bd, eerste lid, indien het een verkrijging van een bedrijfsmiddel betreft, met dien verstande dat daarbij wordt gelezen voor:
- a.
artikel 8bc, eerste lid: artikel 8bd, eerste lid;
- b.
de op basis van het zakelijkheidsbeginsel bepaalde verrekenprijs: de waarde in het economische verkeer op het tijdstip van de verkrijging.