Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten
Artikel 48 decies Procedureregels voor het nemen van toezichtsmaatregelen en het opleggen van geldboeten
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2022.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2175)
- Inwerkingtreding
30-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2175)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Wanneer de ESMA bij het uitvoeren van haar taken op grond van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 42, lid 1, onder a), genoemde inbreuken vormen, stelt de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij en is direct noch indirect betrokken geweest bij het toezicht op de benchmarks waarmee de inbreuk verband houdt, en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van de ESMA.
2.
De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de aangevoerde inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA in te dienen.
3.
Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 48 ter en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 48 quater en 48 quinquies.
4.
Bij het verrichten van die taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de ESMA bij haar toezichtswerkzaamheden heeft vergaard.
5.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6.
De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.
7.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8.
De ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 48 undecies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 42, lid 1, onder a), vermelde inbreuken hebben gemaakt, en in voorkomend geval neemt zij een toezichtsmaatregel overeenkomstig artikel 48 sexies en legt zij een geldboete op overeenkomstig artikel 48 septies.
9.
De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van de ESMA en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van de ESMA.
10.
De Commissie stelt uiterlijk op 1 oktober 2021 overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en de verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen.
11.
Wanneer de ESMA bij het uitvoeren van haar taken op grond van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het eventuele bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet de ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens eenzelfde feit of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.