Einde inhoudsopgave
Staffelbesluit pensioenen
Bijlage II Kapitaalovereenkomsten
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2023. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
26-06-2023, Stcrt. 2023, 18466 (uitgifte: 06-07-2023, regelingnummer: 2023-13825)
- Inwerkingtreding
07-07-2023, terugwerkend tot: 01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2023, Stcrt. 2023, 18466 (uitgifte: 06-07-2023, regelingnummer: 2023-13825)
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Pensioenregeling
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
Aanwijzing als bedoeld in onderdeel 4.3.
Voorwaarden en bijzonderheden
a. Pensioenwet
De pensioenregeling is een kapitaalovereenkomst in de zin van artikel 10 PW. De regeling kent daartoe een bepaling waaruit blijkt dat het te verzekeren kapitaal de pensioentoezegging is. De pensioenpremie wordt bepaald door het verzekerde kapitaal. Op de pensioendatum koopt de pensioengerechtigde met het kapitaal pensioenuitkeringen aan.
b. Te verzekeren pensioenkapitaal
- 1.
Gezien de aard en het karakter van de kapitaalovereenkomst kan het verzekerde pensioenkapitaal op de pensioendatum ten hoogste worden gebaseerd op een kapitaal dat nodig is voor een in 40 jaar op te bouwen OP van 66,28% van het actuele loon (inclusief inbouw van de AOW). Dit wordt gelijkwaardig geacht aan de wettelijke norm van een in 40 jaren op bouwen OP van 75% van het gemiddelde pensioengevend loon tot dat tijdstip. Bij de berekening van het pensioenkapitaal gaan partijen ten hoogste uit van een pensioen op basis van het pensioengevend loon van het betreffende jaar. Als het kapitaal wordt verhoogd als gevolg van salarisverhogingen komt dit tot uiting in toekomstige premies. In afwijking van de uitgangspunten van artikel 18a, derde lid, Wet LB sluit de opbouw derhalve aan bij de feitelijke loopbaanontwikkeling. Als in de financiering van de tijdsevenredige rechten een in de PW niet toegestane achterstand ontstaat, kan voor de geconstateerde achterstand op dat moment een koopsom worden gestort. Na storting van de koopsom zal de premie met inachtneming van de overige voorwaarden van dit besluit opnieuw vastgesteld moeten worden.
- 2.
Partijen gaan voor de berekening van het benodigde kapitaal uit van niet-geïndexeerde pensioenuitkeringen.
- 3.
Partijen rekenen met een tarief op basis van een nettorendement na pensioeningangsdatum van ten minste 4%.
- 4.
Partijen houden rekening met de bijgeschreven winstdeling. Het inbouwen van het winstrecht kan ertoe leiden dat een premieverlaging nodig is. De premie kan daarbij dalen tot nihil.
- 5.
Een premieverlaging kan achterwege blijven als partijen voldoen aan de volgende twee voorwaarden:
- •
In de regeling heeft men de bepaling opgenomen dat partijen de overwaarde op de pensioeningangsdatum zo veel mogelijk zullen aanwenden voor indexatie van het uit te keren pensioen.
- •
Het verzekerde kapitaal is inclusief de reeds bijgeschreven winstdeling niet hoger dan het kapitaal dat nodig is voor een fiscaal maximaal geïndexeerd pensioen. Hiertoe zullen partijen het kapitaal jaarlijks moeten toetsen. Uitgangspunt voor deze toetsing zijn de tarieven van de verzekeraar op de beoordelingsdatum. Om grote schommelingen bij deze toetsing te voorkomen, mogen partijen hierbij een marktrente hanteren van maximaal 6% en een vaste indexatie van maximaal 3%. Als uit de jaarlijkse berekening blijkt dat het kapitaal inclusief de reeds bijgeschreven winstdeling hoger is dan overeenstemt met de berekende koopsom, moeten partijen het verzekerde kapitaal verlagen. Dit kan betekenen dat men in dat geval ook de premie moet verlagen. De Belastingdienst heeft op zijn site in Vraag & Antwoord 08-016 een voorbeeld gepubliceerd van deze toetsing voor een aantal opeenvolgende jaren. Zie https://centraalaanspreekpuntpensioenen.belastingdienst.nl .
c. Gelijkblijvende premies
- 1.
Partijen mogen afwijken van het wettelijke uitgangspunt van artikel 18a, derde lid, onderdeel a, Wet LB dat sprake moet zijn van leeftijdsafhankelijke premies. Er mogen gelijkblijvende premies worden overeengekomen.
- 2.
Partijen mogen voor de berekening van de gelijkblijvende premie in de opbouwfase uitgaan van het geldende tarief voor kapitaalverzekeringen.
d. Partnerpensioen op opbouwbasis
Partijen kunnen naast de opbouw van een OP ook de opbouw van een PP zijn overeengekomen. Zij kunnen in dat geval het beoogde pensioenkapitaal op de pensioeningangsdatum mede baseren op een in 40 jaar op te bouwen PP van 46,4% van het actuele loon (inclusief inbouw van de AOW).
e. Partnerpensioen op risicobasis
Bij de berekening van het kapitaal dat nodig is voor het PP bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum mogen partijen afwijken van de hiervoor onder b opgenomen voorschriften. Zij mogen dan het te verzekeren kapitaal bij overlijden vóór de pensioendatum berekenen op basis van de markttarieven voor een direct ingaand, levenslang, vast nageïndexeerd PP. Ook hier geldt dat de vaste indexatie ten hoogste 3% mag zijn.
f. Inkomende waardeoverdracht
Bij een inkomende waardeoverdracht wordt het pensioenkapitaal zoveel mogelijk behandeld overeenkomstig voorgaande voorwaarden. Artikel 18d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Wet LB is hierbij van overeenkomstige toepassing.