Einde inhoudsopgave
Staffelbesluit pensioenen
2 Premieovereenkomsten
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2023. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
26-06-2023, Stcrt. 2023, 18466 (uitgifte: 06-07-2023, regelingnummer: 2023-13825)
- Inwerkingtreding
07-07-2023, terugwerkend tot: 01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2023, Stcrt. 2023, 18466 (uitgifte: 06-07-2023, regelingnummer: 2023-13825)
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Pensioenregeling
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
In artikel 10 PW is bepaald dat een pensioenovereenkomst kan inhouden:
- –
een uitkeringsovereenkomst;
- –
een kapitaalovereenkomst; of
- –
een premieovereenkomst.
Blijkens de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, blz. 32–33) maken partijen bij een premieovereenkomst primair een afspraak over de hoogte van de periodiek ten behoeve van pensioen beschikbaar te stellen premie.
Er zijn in beginsel drie soorten premieovereenkomsten te onderscheiden:
- a.
De zuivere premieovereenkomst. Hierbij wordt de beschikbaar gestelde premie belegd tot aan de pensioendatum. Daardoor is onzeker tot welk kapitaal deze premies aangroeien. Het beleggingsrisico komt tot aan de pensioendatum voor rekening van de werknemer. Daarnaast kan de gemiddelde levensverwachting tijdens de opbouwfase veranderen. Ook dat risico (langlevenrisico) is voor rekening van de werknemer. Zie hierover onderdeel 3.
- b.
De premieovereenkomst waarbij de premie onmiddellijk wordt omgezet in een aanspraak op kapitaal. Met de beschikbaar gestelde premie kopen partijen meteen na het beschikbaar stellen een kapitaalverzekering in. De verzekeraar zet op de pensioendatum het beschikbare verzekerde kapitaal tegen de dan geldende tarieven om in een aanspraak op een periodieke uitkering. Hierbij is het beleggingsrisico overgenomen door de verzekeraar, maar blijft het langlevenrisico voor rekening van de werknemer. Zie hierover ook onderdeel 3.
- c.
De premieovereenkomst waarbij de premie onmiddellijk wordt omgezet in een aanspraak op een uitkering. Partijen kopen met de premie meteen een verzekering voor een periodieke uitkering in. In dat geval neemt de verzekeraar zowel het langlevenrisico als het beleggingsrisico over. Zie hierover onderdeel 5.
Voor de fiscale beoordeling van een pensioenregeling is het voor de pensioenopbouw gebruikte pensioenstelsel van belang. De pensioenopbouw moet plaatsvinden volgens een eindloonstelsel, een middelloonstelsel of een beschikbare-premiestelsel. In een aantal gevallen bevatten premieovereenkomsten naast kenmerken van een beschikbare-premiestelsel ook elementen van een eindloon- of middelloonstelsel. In dergelijke regelingen is sprake van samenloop van verschillende pensioenstelsels. Voor de fiscale kwalificatie worden alle elementen van de pensioenregeling tezamen en in onderlinge samenhang bezien. Vervolgens wordt vastgesteld onder welke van de drie stelsels de regeling valt (artikel 4.3 URLB 2011). Is een dergelijke kwalificatie niet mogelijk vanwege de kenmerken van de regeling, dan kan de regeling met toepassing van artikel 19d Wet LB (tekst vanaf 1 juli 2023) worden aangewezen als pensioenregeling.