Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten
Artikel 21 Vermijding van dubbele belasting
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2010
- Bronpublicatie:
26-09-2008, Trb. 2008, 201 (uitgifte: 31-10-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-01-2011, Trb. 2011, 7 (uitgifte: 27-01-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in het Verenigd Koninkrijk mogen worden belast.
2.
Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, vijfde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, eerste lid, artikel 17, tweede lid, artikel 18, eerste lid, onderdeel a, en artikel 20, tweede lid, van dit Verdrag in het Verenigd Koninkrijk mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze bestanddelen van het inkomen vrij door een vermindering van zijn belasting te verlenen. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden bedoelde bestanddelen van het inkomen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
3.
Nederland verleent een aftrek op de Nederlandse belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede en derde lid, artikel 11, vijfde lid, artikel 12, vijfde lid, artikel 13, vierde en zesde lid, artikel 15, artikel 16, eerste en tweede lid, artikel 17, derde lid, eerste volzin, en artikel 20, vierde lid, van dit Verdrag in het Verenigd Koninkrijk mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen.
Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in het Verenigd Koninkrijk over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
Dit lid zal een tegemoetkoming verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet beperken, voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek op de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van inkomsten afkomstig uit meer dan een land en de voortwenteling van de belasting betaald in het Verenigd Koninkrijk op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar de volgende jaren.
4.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in het Verenigd Koninkrijk betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, artikel 10, vijfde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, en artikel 20, tweede lid, van dit Verdrag in het Verenigd Koninkrijk mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, indien en voor zover Nederland uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het derde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
5.
Onder voorbehoud van de bepalingen van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk betreffende het in aftrek toestaan op de belasting van het Verenigd Koninkrijk van belasting die verschuldigd is op een grondgebied buiten het Verenigd Koninkrijk (hetgeen het algemeen beginsel hiervan onverlet laat):
- a.
mag Nederlandse belasting die krachtens de wetgeving van Nederland en in overeenstemming met dit Verdrag, hetzij rechtstreeks, hetzij door inhouding, verschuldigd is over uit Nederlandse bronnen verkregen voordelen, inkomsten of belastbare vermogenswinst (met uitzondering van, in het geval van dividend, belasting die verschuldigd is over de winst waaruit het dividend wordt betaald), worden verrekend met elke belasting van het Verenigd Koninkrijk berekend over dezelfde voordelen, inkomsten of belastbare vermogenswinsten als die waarover de Nederlandse belasting is berekend;
- b.
wordt in het geval van dividend betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een lichaam dat inwoner is van het Verenigd Koninkrijk en dat onmiddellijk of middellijk ten minste 10 percent van de stemmen beheerst in het lichaam dat het dividend betaalt, bij de verrekening (naast de ingevolge de bepalingen van onderdeel a van dit lid eventueel verrekenbare Nederlandse belasting), mede in aanmerking genomen de door het lichaam verschuldigde Nederlandse belasting ter zake van de winst waaruit dat dividend wordt betaald.
6.
Voor de toepassing van de voorgaande bepalingen van dit artikel, worden voordelen, inkomsten en vermogenswinsten die toekomen aan een inwoner van een Verdragsluitende Staat en die in de andere Verdragsluitende Staat in overeenstemming met dit Verdrag mogen worden belast geacht afkomstig te zijn uit bronnen in die andere Staat.
7.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel:
- a)
indien voordelen enkel uit hoofde van artikel 13, zevende lid, door een Verdragsluitende Staat mogen worden belast, vermijdt deze Verdragsluitende Staat en niet de andere Verdragsluitende Staat dubbele belasting volgens de in dit artikel vervatte methoden als waren de voordelen afkomstig uit bronnen in de andere Verdragsluitende Staat;
- b)
indien voordelen uit hoofde van het eerste, tweede, vierde of zesde lid van artikel 13 door een Verdragsluitende Staat mogen worden belast, vermijdt de andere Verdragsluitende Staat en niet de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat dubbele belasting volgens de in het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel vervatte methoden.