Einde inhoudsopgave
Wet politiegegevens
Artikel 36c (omzetting bepalingen naar toepasselijkheid Bonaire, Sint Eustatius en Saba)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 142 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 34976)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2019, Stb. 2019, 213 (uitgifte: 14-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Algemeen
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Voor de toepassing van:
- a.
artikel 7, derde lid, wordt in plaats van ‘Artikel 272, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht’ gelezen: Artikel 285, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht BES;
- b.
artikel 10, eerste lid, onder a, sub 1° en 3° wordt in plaats van ‘artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering’ gelezen: artikel 100, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;
- c.
de artikelen 10, tweede lid, onder d, derde lid, onder c, vierde lid, onder c, en 12, derde lid, onder c, wordt in plaats van ‘buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering’ gelezen: de buitengewone agenten van politie, bedoeld in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;
- d.
de artikelen 11, vierde lid, 14, derde lid, en 19, aanhef en 20, eerste lid, wordt in plaats van ‘het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012’ gelezen: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 8 van de Veiligheidswet BES;
- e.
de artikelen 11, vierde lid, 14, derde lid, 19, aanhef, en 20, eerste lid, wordt in plaats van ‘het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012’ gelezen: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 17, tweede lid, van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 8 van de Veiligheidswet BES;
- f.
de artikelen 18, tweede lid, 25, eerste lid, onder f, 29, tweede lid, 32, tweede lid, en 33, tweede lid, wordt in plaats van ‘het College bescherming persoonsgegevens’ gelezen: de Commissie van toezicht bescherming persoonsgegevens BES, bedoeld in artikel 44 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES;
- g.
artikel 23, eerste lid, wordt in plaats van ‘openbaar ministerie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b,’ gelezen: openbaar ministerie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- h.
artikel 24, eerste en tweede lid, wordt in plaats van ‘een lid van het College van procureurs-generaal’ gelezen: de procureur-generaal, bedoeld in artikel 2 van de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- i.
artikel 25, tweede lid, wordt in plaats van ‘bij verschillende regionale of landelijke eenheden van de politie’ gelezen: bij regionale of landelijke eenheden van de politie, bedoeld in artikel 25 van de Politiewet 2012.
2.
3.
De verwerkingsverantwoordelijke treft passende technische en organisatorische maatregelen om politiegegevens te beveiligen tegen onbedoelde of onrechtmatige vernietiging, tegen wijziging, ongeoorloofde mededeling of toegang, met name indien de verwerking verzending van gegevens via een netwerk of beschikbaarstelling via directe geautomatiseerde toegang omvat, en tegen alle andere vormen van onrechtmatige verwerking, waarbij met name rekening wordt gehouden met de risico’s van de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau, gelet op de risico’s van de verwerking en de aard van de politiegegevens.
4.
De artikelen 14, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 39 en 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
De verwerkingsverantwoordelijke meldt de privacyfunctionaris, bedoeld in artikel 34, eerste lid, aan bij de Commissie van toezicht bescherming persoonsgegevens BES.