Einde inhoudsopgave
Wet politiegegevens
Artikel 35a (positie Autoriteit persoonsgegevens)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
17-10-2018, Stb. 2018, 401 (uitgifte: 12-11-2018, kamerstukken: 34889)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2018, Stb. 2018, 495 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Algemeen
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
De Autoriteit persoonsgegevens treedt bij de uitvoering van haar taken en de uitoefening van haar bevoegdheden volledig onafhankelijk op.
2.
Ieder lid van de Autoriteit persoonsgegevens beschikt over de nodige kwalificaties, ervaring en vaardigheden, met name op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens, voor het uitvoeren van zijn taken en het uitoefenen van zijn bevoegdheden.
3.
De leden van de Autoriteit persoonsgegevens blijven vrij van al dan niet rechtstreekse externe invloed en vragen noch aanvaarden instructies van wie dan ook bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig deze paragraaf.
4.
De leden van de Autoriteit persoonsgegevens onthouden zich van alle handelingen die onverenigbaar zijn met hun taken en verrichten gedurende hun ambtstermijn geen al dan niet bezoldigde beroepswerkzaamheden die onverenigbaar zijn met hun taken.