Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 298 Facultatieve excepties op de toepasselijkheid van afdeling 2
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de ondertekening of bekrachtiging van of de toetreding tot dit Verdrag of op enig tijdstip daarna kan een Staat, onverminderd de verplichtingen die krachtens afdeling 1 ontstaan, schriftelijk verklaren dat hij een of meer van de in afdeling 2 bedoelde procedures niet aanvaardt met betrekking tot een of meer van de volgende groepen geschillen:
- a
- (i)
geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van de artikelen 15, 74 en 83 inzake de afbakening van zeegrenzen, of betreffende historische baaien of titels, mits een Staat die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, op verzoek van een partij bij het geschil, onderwerping van de zaak aan conciliatie krachtens Bijlage V, afdeling 2, aanvaardt, wanneer een dergelijk geschil na de inwerkingtreding van dit Verdrag ontstaat en binnen redelijke tijd geen overeenstemming is bereikt in onderhandelingen tussen de partijen, en mits verder elk geschil dat noodzakelijkerwijze met zich brengt de gelijktijdige behandeling van een onopgelost geschil betreffende soevereiniteit of andere rechten op vastelands- of eilandgebied van deze onderwerping aan conciliatie wordt uitgesloten;
- (ii)
nadat de conciliatiecommissie haar rapport heeft overgelegd, dat de argumenten dient aan te geven waarop het is gebaseerd, onderhandelen de partijen over een akkoord op basis van dat rapport; indien de onderhandelingen niet op een akkoord uitlopen, onderwerpen de partijen de kwestie met wederzijds goedvinden aan een van de in afdeling 2 bedoelde procedures, tenzij de partijen anderszins overeenkomen;
- (iii)
letter (a) is niet van toepassing op een geschil betreffende zeegrenzen dat definitief is geregeld door een akkoord tussen de partijen of dat dient te worden geregeld overeenkomstig een bilaterale of multilaterale overeenkomst die bindend is voor deze partijen;
- b.
geschillen betreffende militaire activiteiten, met inbegrip van militaire activiteiten van staatsschepen en staatsluchtvaartuigen die voor andere dan commerciële doeleinden worden gebruikt, en geschillen betreffende daden van rechtshandhaving met betrekking tot soevereine rechten of jurisdictie, welke zijn uitgesloten van de rechtsmacht van een hof of scheidsgerecht krachtens artikel 297, tweede of derde lid;
- c.
geschillen met betrekking waartoe de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de functies uitoefent die deze door het Handvest van de Verenigde Naties zijn opgedragen, tenzij de Veiligheidsraad besluit de zaak van de agenda te schrappen of de partijen verzoekt de zaak te regelen door de in dit Verdrag voorziene middelen.
2.
Een Staat die Partij is, die een verklaring ingevolge het eerste lid heeft afgelegd, kan deze op ieder tijdstip intrekken of instemmen met de onderwerping van een geschil, dat door een dergelijke verklaring is uitgesloten, aan elke in dit Verdrag bedoelde procedure.
3.
Een Staat die Partij is, die een verklaring ingevolge het eerste lid heeft afgelegd is niet bevoegd een geschil dat onder een uitgesloten groep geschillen valt te onderwerpen aan enige in dit Verdrag bedoelde procedure zonder de toestemming van de Staat die Partij is waarmee hij het geschil heeft.
4.
Indien een van de Staten die Partij zijn een verklaring ingevolge het eerste lid, letter a, heeft afgelegd, kan elke andere Staat die Partij is een geschil dat onder een uitgesloten groep geschillen valt en dat deze met de verklarende partij heeft, onderwerpen aan de in die verklaring genoemde procedure.
5.
Een nieuwe verklaring, of het intrekken van een verklaring tast geenszins de procedures aan die voor een hof of scheidsgerecht lopen overeenkomstig dit artikel, tenzij de partijen anderszins overeenkomen.
6.
Verklaringen en kennisgevingen van het intrekken ervan krachtens dit artikel worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die een afschrift ervan doet toekomen aan de Staten die Partij zijn.