Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao]
Artikel 7 [Periodieke uitkeringen]
Geldend
Geldend vanaf 03-09-2016. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2016
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel is gebaseerd op de tekst uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
15-07-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 37 (uitgifte: 22-07-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-09-2016, terugwerkend tot: 01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-08-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 56 (uitgifte: 02-09-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
De opbrengst van rechten op periodieke uitkeringen omvat onderstanden, lijfrenten, alsmede de verschuldigde verstrekkingen van levensonderhoud, huisvesting of andere zaken, in het algemeen, alle verschuldigde uitkeringen en verstrekkingen, niet aan een ambt of dienstbetrekking verbonden.
2.
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder lijfrente: een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering, bedoeld in artikel 5, tiende lid, onderdeel a, op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen, aangeboden door een verzekeraar als bedoeld in artikel 5, tiende lid, onderdeel b.
3.
Periodieke uitkeringen en verstrekkingen die de tegenwaarde van een prestatie vormen, worden slechts belast voor zover zij, tezamen met op grond van het betreffende recht van de verzekeraar reeds ontvangen uitkeringen en verstrekkingen, de waarde van de prestatie te boven gaan. Tot de waarde van de prestatie worden niet gerekend de bedragen welke niet tot het inkomen zijn gerekend dan wel op het inkomen in mindering konden worden gebracht.
4.
In geval de periodieke uitkeringen afkomstig zijn van een stichting particulier fonds of van een trust als bedoeld in titel 6 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of naar soortgelijk buitenlands recht wordt de terzake van de verkrijging door de stichting particulier fonds of trust betaalde successiebelasting als prestatie aangemerkt. Bij meerdere begunstigden kunnen bij ministeriële regeling met algemene werking regels gegeven worden voor de toerekening van de betaalde successiebelasting aan de begunstigden.
5.
Als een periodieke uitkering of verstrekking die de tegenwaarde voor een prestatie vormt wordt mede beschouwd hetgeen met betrekking tot een recht op zodanige periodieke uitkeringen of verstrekkingen wordt genoten terzake van afkoop, vervreemding of onherroepelijk worden van de begunstiging. Daarbij wordt als op het tijdstip van vervreemding of onherroepelijk worden van de begunstiging genoten bedrag aangemerkt de waarde in het economisch verkeer van het recht. De vorige volzin is niet van toepassing indien de verkrijger of de begunstigde binnenlands belastingplichtige is en het verkregen recht geen deel uitmaakt van een voor zijn rekening gedreven onderneming. Met vervreemding wordt gelijk gesteld het brengen in het vermogen van een onderneming.
6.
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt, voor zover degene die een afkoopsom geniet terzake van een lijfrente als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel e, die verzekerd is bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 16, vierde lid, in het jaar van afkoop een andere zodanige lijfrente bedingt bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 16, vierde lid, de tweede lijfrente beschouwd als een voortzetting van de eerste.
7.
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt, voor zover een recht op periodieke uitkeringen of verstrekkingen, niet zijnde een lijfrente als bedoeld in het zesde lid, wordt omgezet in een andere zodanig recht, het tweede recht beschouwd als een voortzetting van het eerste, tenzij terzake van de omzetting door een ander dan de verzekeraar een prestatie wordt geleverd.
8.
Ingeval van een gebeurtenis als hierna bedoeld, wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip als opbrengst van rechten op periodieke uitkeringen van een belastingplichtige - zijnde de verzekeringnemer dan wel, indien deze is overleden, de gerechtigde – aangemerkt de waarde in het economisch verkeer van dit recht ingeval:
- a.
de aanspraak zodanig wordt gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan de in artikel 16, eerste lid, onderdeel e, en vierde lid, gestelde voorwaarden;
- b.
de aanspraak formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid wordt;
- c.
de verzekeraar niet langer voldoet aan de in artikel 16, vierde lid, gestelde voorwaarden;
- d.
de lijfrenteverplichting geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar dan bedoeld in artikel 16, vierde lid, onderdeel a of onderdeel b.
9.
Bij ministeriële regeling met algemene werking kan bepaald worden dat het achtste lid, onderdeel d, niet van toepassing is indien het recht overgaat op een buiten Curaçao gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het levensverzekeringsbedrijf uitoefent, zulks ter verwerving van pensioenrechten in het kader van de aanvaarding van een dienstbetrekking.