Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 5.10 Verwarmingsinstallaties
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Elektrische verwarmingstoestellen zijn vast opgesteld en zijn zo ingericht dat het brandgevaar tot een minimum is beperkt. Deze toestellen mogen niet zijn voorzien van een verwarmingselement dat kleding, gordijnen of andere soortgelijke materialen in de directe omgeving kan doen schroeien of in brand doen geraken door de hitte van het element.
2.
Verwarming door middel van open vuur is niet toegestaan. Verwarmingskachels en andere soortgelijke apparaten zijn deugdelijk bevestigd en zij zijn onder, rondom en ter hoogte van de schoorsteenoploop voorzien van voldoende bescherming en isolatie tegen brand. Schoorsteenoplopen van kachels die vaste brandstof verstoken, zijn zo ingericht en ontworpen dat de kans op verstopt raken door verbrandingsproducten tot een minimum wordt beperkt en zijn uitgerust met een toegankelijke voorziening om schoon te maken. Kleppen om de schoorsteentrek te regelen hebben bij de gesloten stand nog enige doorlaat. Ruimten waarin kachels zijn geplaatst zijn voorzien van ventilatoren met voldoende doortocht om te kunnen voorzien in voldoende verbrandingslucht voor de kachel. Dergelijke ventilatoren mogen niet zijn uitgerust met een afsluitmiddel en hun opstelling is zodanig dat afsluitmiddelen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.9 niet vereist zijn.
3.
Toestellen met een open gasvlam, met uitzondering van kookkachels en waterverwarmers, zijn niet toegestaan. Ruimten waarin dergelijke kachels en waterverwarmers zijn geplaatst, zijn voorzien van voldoende ventilatie om dampen en mogelijke gaslekkage naar een veilige plaats af te voeren. Alle leidingen waardoor het gas vanaf het drukvat naar de kachel of waterverwarmer wordt geleid, zijn van staal of een ander goedgekeurd materiaal. Er zijn automatische veiligheidsinrichtingen voor het afsluiten van de gastoevoer aangebracht, die in werking treden bij drukverlies in de hoofdgasleiding of in het geval van vlamstoring bij elk toestel.
4.
Indien propaan of butaan wordt gebruikt voor huishoudelijke doeleinden zijn de inrichting, de opslag, de distributie en het gebruik van de brandstof ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie en voldoen zij aan het bepaalde in artikel 5.12.