Einde inhoudsopgave
Landsverordening inkomstenbelasting [Aruba]
Artikel 9 [Berekening zuivere opbrengst, aftrek van kosten en lasten]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
20-12-2022, Afkondigingsblad van Aruba 2022, 161 (uitgifte: 21-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2022, Afkondigingsblad van Aruba 2022, 161 (uitgifte: 21-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Aruba
1.
De opbrengst, in de vorige artikelen omschreven, uitgezonderd de opbrengst van bestaande dienstbetrekking, wordt ter berekening van het zuiver bedrag verminderd met de kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst en met de op de opbrengst rustende lasten, zoals:
- a.
de bedrijfs- en beroepskosten, waaronder worden verstaan de kosten nodig voor de uitoefening van een bedrijf of beroep of rechtstreeks daartoe betrekking hebbende, met inbegrip van kosten van onderhoud, verschuldigde renten en belastingen, die op de opbrengst van het bedrijf of beroep drukken;
- b.
de volgende kosten, voorzover zij niet reeds als bedrijfs- of beroepskosten in aanmerking komen:
renten van schulden, alsmede kosten van geldleningen, kosten van verzekering en onderhoud van onroerende zaken, uitkeringen wegens erfpacht of ander beperkt recht krachtens hetwelk de belastingplichtige het genot van een onroerende zaak heeft, op onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen, rustende belastingen en uitkeringen wegens daarop gevestigde schuldplichtigheid, kosten van verhuring of verpachting, kosten vallende op de verzilvering van coupons, kosten van beheer;
- c.
de pensioenpremie voor een levensverzekering die voldoet aan de ondergrenzen van de pensioennormen, vermeld in de Landsverordening algemeen pensioen, en de bovengrenzen van de pensioennormen, vermeld in het zesde lid, waarbij als pensioengevend loon geldt de gemiddelde zuivere opbrengst in de voorafgaande drie jaren.
2.
Uitgaven tot het voeren van een zekere staat worden niet als bedrijfs- en beroepskosten doch als particuliere uitgaven aangemerkt, ook dan wanneer zij tevens worden gedaan in het belang van het bedrijf, dan wel ter bevordering van de beroepsuitoefening of van enige andere werkzaamheid van de belastingplichtige.
3.
Ter berekening van de zuivere opbrengst van een bestaande dienstbetrekking worden de op die opbrengst in mindering te brengen kosten ter verwerving, inning en behoud gesteld op 3% van de opbrengst van deze bestaande dienstbetrekking, doch niet hoger dan Afl. 1.500,– voor de gezamenlijke dienstbetrekkingen van de belastingplichtige.
4.
Van de onzuivere opbrengst van een bedrijf of beroep wordt bovendien afgetrokken hetgeen wegens vermindering van de gebruikswaarde moet worden afgeschreven op de aanschaffingskosten van zaken die voor de uitoefening van het bedrijf of beroep worden gebezigd, op hetgeen bij overname van een bedrijf of beroep voor goodwill werd betaald, zomede hetgeen wegens onverhaalbaarheid moet worden afgeschreven op schuldvorderingen die tot het bedrijf of beroep betrekking hebben.
5.
Bovendien komt voor aftrek in aanmerking de afschrijving, welke nodig mocht zijn wegens het aflopen van een de belastingplichtige toekomend recht dat aan een termijn is gebonden.
6.
Onverminderd het achtste lid, worden tractementen en andere beloningen, alsmede verlofsbezoldigingen, nonactiviteitstractementen, wachtgelden, onderstanden, pensioenen en gagementen verminderd met de daaraan verbonden wettelijke dan wel uit arbeidsovereenkomsten voortvloeiende verplichte bijdragen voor pensioen en pensioenfondsen en de aanvullende premies, bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening algemeen pensioen, zomede voor spaar- en voorzieningsfondsen, met dien verstande dat in het laatste geval niet meer in aftrek mag worden gebracht dan vijf ten honderd van de opbrengst der betrekking waaraan de bijdrage is verbonden, tot een maximum van Afl. 3.360,–; in het eerste geval mogen slechts de werknemersbijdragen in aftrek worden gebracht. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder verplichte bijdragen voor pensioenen, pensioenfondsen, spaar- en voorzieningsfondsen voor aftrek in aanmerking komen. Bij de bepaling daarvan en bij de beoordeling van verzekeringsovereenkomsten, verbonden met een lijfrente, de statuten en reglementen van ondernemingspensioenfondsen, worden de volgende pensioennormen in acht genomen:
- a.
de pensioenrichtleeftijd is 60 jaar, waaraan voorafgaand in een periode van 40 jaar een pensioenresultaat, inclusief inbouw van AOV-gehuwd, kan worden bereikt van ten hoogste 70% van het gemiddeld pensioengevend loon, bedoeld in de Landsverordening algemeen pensioen, in de voorafgaande drie jaren;
- b.
bij een pensioentoezegging van ten hoogste 1,75% in een eindloonregeling geldt als maximum pensioengevend loon tweemaal het pensioengevend jaarinkomen van een minister van het Land, verminderd met een franchise van Afl. 17.616,–;
- c.
bij een pensioentoezegging van ten hoogste 2% in een middelloonregeling geldt een franchise van Afl. 17.616,–, waarbij, indien er sprake is van een indexering, die indexering gerelateerd is aan de algemene ontwikkeling van het pensioengevend loon en bij het ontbreken ervan voor een vaste prijsinflatie van ten hoogste 3% kan worden gekozen;
- d.
de beschikbare premie bedraagt ten hoogste 25% van het jaarlijkse pensioengevend loon, voor zover het te behalen pensioenresultaat hiervoor de ruimte laat;
- e.
de jaarlijkse hoogst beschikbare premie of bijdrage aan een pensioenfonds als bedoeld in onderdelen c en d, kan worden opgetrokken na een vastgesteld tekort in de voorafgaande vijf jaar op het te behalen pensioenresultaat tot ten hoogste 120% van de grenzen, bedoeld in onderdelen c en d;
- f.
bij toerekening van de premie, bedoeld in onderdeel b, aan de reeds verstreken dienstjaren, wordt 1/5 gedeelte in het betreffende jaar in aftrek gebracht, gevolgd door een aftrek van 1/5 in de volgende vier jaren;
- g.
bij toerekening van de premie, bedoeld in onderdeel b, aan de reeds verstreken dienstjaren kan deze, behalve de indexatie, niet in aftrek worden gebracht in de vijf jaren voorafgaand aan het bereiken van de pensioenrichtleeftijd;
- h.
het pensioengevend loon dat het maximum pensioengevend loon, genoemd in onderdeel b, overstijgt, kan worden aangewend voor een pensioen als bedoeld in de onderdelen c of d;
- i.
het pensioenresultaat op de pensioenrichtleeftijd, van ten hoogste 70% van het pensioengevend loon, exclusief de franchise van Afl. 12.336,–, stijgt na elk jaar van uitstel, met ten hoogste vijf jaren, met 7%-punten per jaar tot het maximum van 100%;
- j.
het berekende pensioengevend loon op 60 jaar wordt in de periode van uitstel met het percentage waarmee de AOV-uitkering voor gehuwden in dezelfde periode stijgt, aangepast.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen de bedragen, vermeld in de onderdelen a, b, en c, worden aangepast aan in andere regelgeving te dien aanzien aangebrachte wijzigingen.
7.
Als verzekeraar van een in het zesde lid bedoeld pensioen kan slechts optreden:
- a.
een fonds als bedoeld in de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen;
- b.
een verzekeringsbedrijf waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5 van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf;
- c.
een pensioenfonds uit een ander deel van het Koninkrijk der Nederlanden, of een door de Minister aangewezen, niet in Aruba gevestigde, professionele verzekeraar of buiten het Koninkrijk der Nederlanden gevestigd pensioenfonds.
8.
Geldboeten opgelegd door een Arubaanse strafrechter en geldsommen betaald aan het Land ter voorkoming van strafvervolging in Aruba, alsmede boeten en verhogingen opgelegd ingevolge de Algemene landsverordening belastingen of de Landsverordening reparatietoeslag komen niet voor aftrek in aanmerking.
9.
Behoudens ten aanzien van de opbrengst van bedrijf of beroep en de opbrengst van hier te lande gelegen onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen worden de kosten tot verwerving, inning en behoud der opbrengst in aanmerking genomen tot en voor zover in een jaar tegenover die kosten positieve opbrengsten staan. Hetgeen op grond van het bepaalde in de eerste volzin buiten aanmerking blijft, wordt geacht in het daaropvolgende jaar te zijn voldaan.