Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 9.33 Instemmingsbevoegdheid universiteitsraad
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2021
- Bronpublicatie:
07-04-2021, Stb. 2021, 263 (uitgifte: 07-06-2021, kamerstukken: 35582)
- Inwerkingtreding
01-09-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2021, Stb. 2021, 325 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de universiteitsraad voor elk door het college van bestuur te nemen besluit met betrekking tot ten minste de vaststelling of wijziging van:
- a.
het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2,
- b.
de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg overeenkomstig artikel 1.18, alsmede het voorgenomen beleid in het licht van de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid tweede volzin,
- c.
het studentenstatuut, bedoeld in artikel 7.59,
- d.
het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 9.4,
- e.
regels op het gebied van de arbeidsomstandigheden,
- f.
de keuze uit medezeggenschapsstelsels, bedoeld in artikel 9.30, eerste lid, en
- g.
het beleid van het instellingsbestuur bij de toepassing van de artikelen 7.51 tot en met 7.51g en de regels, bedoeld in artikel 7.51h.
2.
Het college van bestuur behoeft eveneens de voorafgaande instemming van de universiteitsraad over de hoofdlijnen van de jaarlijkse begroting, bedoeld in artikel 2.8. Het instemmingsrecht wordt niet uitgeoefend indien het een onderdeel van de begroting betreft dat inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift.
3.
Het college van bestuur behoeft eveneens de voorafgaande instemming van de universiteitsraad met het besluit een opleiding in het buitenland te verzorgen als bedoeld in artikel 1.19a, eerste lid.
4.
Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de universiteitsraad dat uit en door de studenten is gekozen, voor elk door het college van bestuur te nemen besluit met betrekking tot de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de vergoeding, bedoeld in artikel 7.50, eerste lid, onder c.