Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren 2014/C 99/03 voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen
5.2 Aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen
Geldend
Geldend vanaf 04-04-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
04-04-2014, PbEU 2014, C 99 (uitgifte: 04-04-2014, regelingnummer: 2014/C 99/03)
- Inwerkingtreding
04-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-04-2014, PbEU 2014, C 99 (uitgifte: 04-04-2014, regelingnummer: 2014/C 99/03)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Staatssteun (V)
138
Zoals aangegeven in punt 15, zal staatssteun voor luchtvaartmaatschappijen die een nieuwe route in gebruik nemen om een regio beter te ontsluiten, als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag indien de in punt 79 genoemde cumulatieve voorwaarden zijn vervuld als uiteengezet in de punten 139 tot en met 153.
a) Bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang
139
Aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen zal worden geacht bij te dragen aan de verwezenlijking van een doelstelling van gemeenschappelijk belang, indien deze:
- a)
de mobiliteit van burgers in de Unie verbetert en regio's beter helpt te ontsluiten door nieuwe routes te openen, of
- b)
de regionale ontwikkeling van afgelegen gebieden bevordert.
140
Wanneer een verbinding die met de nieuwe vliegroute zal worden geëxploiteerd, reeds op in termen van reistijd vergelijkbare voorwaarden wordt verzorgd door een hogesnelheidstreindienst of vanaf een andere luchthaven in hetzelfde verzorgingsgebied, kan die luchtverbinding niet worden geacht bij te dragen tot een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang.
b) Noodzaak van overheidsmaatregelen
141
De omstandigheden waarmee kleinere luchthavens worden geconfronteerd bij het uitbouwen van hun diensten, zijn vaak minder gunstig dan die waar de grote luchthavens in de Unie voor staan. Ook zijn luchtvaartmaatschappijen niet altijd bereid het risico te nemen om nieuwe routes te openen vanaf onbekende luchthavens waarmee zij nog geen praktische ervaring hebben, en krijgen zij wellicht ook niet de juiste prikkels daartoe.
142
Op deze grondslag wordt aanloopsteun alleen verenigbaar geacht voor routes die een luchthaven met minder dan 3 miljoen passagiers per jaar (1) verbinden met een andere luchthaven in de Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA) (2).
143
Aanloopsteun voor routes die een luchthaven in een afgelegen gebied verbinden met een andere luchthaven (al dan niet in de Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA)) zal verenigbaar zijn, ongeacht de grootte van de betrokken luchthavens.
144
Aanloopsteun voor routes die een luchthaven met meer dan 3 miljoen passagiers per jaar (3) verbinden met een luchthaven buiten afgelegen gebieden met minder dan 5 miljoen passagiers, kan alleen in goed onderbouwde uitzonderlijke gevallen met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
145
Aanloopsteun voor routes van of naar een luchthaven buiten afgelegen gebieden met meer dan 5 miljoen passagiers per jaar, kan niet met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
c) De staatssteun vormt een geschikt beleidsinstrument
146
De lidstaten moeten aantonen dat de steun geschikt is om de beoogde doelstelling te behalen of om de problemen weg te werken waarvoor de steun een oplossing moet bieden. Een steunmaatregel zal alleen als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd indien dezelfde doelstelling niet met minder verstorende beleids- of steuninstrumenten kan worden verwezenlijkt (4).
147
In een vooraf door de luchtvaartmaatschappij opgesteld ondernemingsplan dient te worden vastgelegd dat de gesteunde verbinding vooruitzichten biedt om ten minste na drie jaar zonder overheidsfinanciering winstgevend te worden voor de luchtvaartmaatschappij. Zonder een ondernemingsplan voor een route moeten de luchtvaartmaatschappijen een onherroepelijke toezegging doen aan de luchthaven om de verbinding te blijven exploiteren voor een periode die ten minste even lang duurt als de periode dat zij aanloopsteun heeft ontvangen.
d) Aanwezigheid van een stimulerend effect
148
Aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen heeft een stimulerend effect indien mag worden verwacht dat, zonder de steun, het niveau van de economische activiteit van de luchtvaartmaatschappij op de betrokken luchthaven niet zou zijn toegenomen. Bijvoorbeeld in het geval dat de nieuwe route niet van start zou zijn gegaan.
149
De nieuwe route mag alleen van start gaan nadat de steunaanvraag bij de steunverlenende autoriteit is ingediend. Indien de nieuwe route van start gaat voordat de steunaanvraag bij de steunverlenende overheid is ingediend, zal steun ten behoeve van die individuele route niet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd.
e) Evenredigheid van het steunbedrag (steun beperkt tot het noodzakelijke minimum)
150
Aanloopsteun mag gedurende maximaal drie jaar tot 50 % van de luchthavengelden voor een route dekken. De in aanmerking komende kosten zijn de luchthavengelden ten aanzien van de route.
f) Vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer
151
Om ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer te vermijden, zal een nieuwe luchtverbinding (bijv. een stedenpaar) niet voor aanloopsteun in aanmerking komen wanneer deze verbinding reeds op in termen van reistijd vergelijkbare voorwaarden wordt verzorgd door een hogesnelheidstreindienst of door een andere luchthaven in hetzelfde verzorgingsgebied.
152
Een overheid die een luchtvaartmaatschappij, al dan niet via een luchthaven, aanloopsteun wil verlenen voor een nieuwe route, moet haar voornemen tijdig kenbaar maken en hieraan voldoende ruchtbaarheid geven, om alle geïnteresseerde luchtvaartmaatschappijen in de gelegenheid te stellen hun diensten aan te bieden.
153
Aanloopsteun mag niet worden gecumuleerd met andere vormen van staatssteun die worden toegekend voor de exploitatie van een route.
Aanmeldingsverplichtingen voor steunregelingen en individuele steunmaatregelen
154
De lidstaten worden nadrukkelijk aangemoedigd om nationale regelingen inzake aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen aan te melden, in plaats van individuele steunmaatregelen voor elke luchthaven afzonderlijk. Dit moet de regeldruk voor zowel de autoriteiten in de lidstaten als de Commissie verlichten.
155
Door het hogere risico op concurrentieverstoring dient aanloopsteun voor buiten afgelegen gebieden gelegen luchthavens met een jaarlijkse gemiddelde passagiersstroom van meer dan 3 miljoen passagiers steeds afzonderlijk te worden aangemeld.
Voetnoten
Het daadwerkelijke gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun wordt aangemeld of, in het geval van niet-aangemelde steun, daadwerkelijk wordt uitgekeerd. In het geval van een nieuw gebouwde passagiersluchthaven dient het verwachte gemiddelde aantal passagiers gedurende de twee boekjaren na de aanvang van de exploitatie van commercieel reizigersverkeer in aanmerking te worden genomen. Voor deze drempels wordt gerekend met enkele reizen (trajecten). Dit betekent dat een passagier die van en naar de luchthaven vliegt, tweemaal wordt geteld. Dit geldt voor individuele routes.
Besluit 2006/682/EG van de Raad en van de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen van 9 juni 2006 inzake de ondertekening en voorlopige toepassing van de Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Roemenië, de Republiek Servië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA), PB L 285 van 16.10.2006, blz. 1.
Zie ook voetnoot 2.
Zie ook punt 91.