Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 109 Uitzendingen vanaf de volle zee waarvoor geen machtiging is verleend
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Alle Staten werken samen bij de onderdrukking van uitzendingen vanaf de volle zee waarvoor geen machtiging is verleend.
2.
Voor de toepassing van dit Verdrag betekent ‘uitzendingen waarvoor geen machtiging is verleend’ het overbrengen van radio- of televisie-uitzendingen vanaf een schip of installatie in volle zee, bedoeld voor ontvangst door het publiek, in strijd met de internationale voorschriften, evenwel met uitzondering van noodseinen.
3.
Personen die zich bezighouden met uitzendingen waarvoor geen machtiging is verleend, kunnen worden vervolgd voor het gerecht van:
- a.
de vlaggestaat van het schip;
- b.
de Staat van registratie van de installatie;
- c.
de Staat waarvan de persoon onderdaan is;
- d.
iedere Staat waar de uitzendingen kunnen worden ontvangen; of
- e.
iedere Staat waar de radioverbindingen waarvoor machtiging is verleend, erdoor worden gestoord.
4.
In volle zee kan een Staat die rechtsmacht bezit overeenkomstig het derde lid, in overeenstemming met artikel 110 alle personen of schepen aanhouden die zich bezighouden met uitzendingen waarvoor geen machtiging is verleend, en de uitzendapparatuur in beslag nemen.