Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten
Artikel 166 bis Regulering van het aanbod van landbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding
Geldend
Geldend vanaf 13-05-2024
- Bronpublicatie:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1143 (uitgifte: 23-04-2024, regelingnummer: 2024/1143)
- Inwerkingtreding
13-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1143 (uitgifte: 23-04-2024, regelingnummer: 2024/1143)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd de artikelen 167 en 167 bis van deze verordening kunnen lidstaten, op verzoek van een uit hoofde van artikel 152, lid 1, of artikel 161, lid 1, van deze verordening erkende producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties of, een uit hoofde van artikel 157, lid 1, van deze verordening erkende brancheorganisatie of een producentengroepering zoals bedoeld in artikel 32 van Verordening (EU) 2024/1143 of een erkende producentengroepering zoals bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 2024/1143, voor een beperkte periode bindende voorschriften vaststellen tot regulering van het aanbod van in artikel 1, lid 2, van deze verordening bedoelde landbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding uit hoofde van artikel 46, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2024/1143 of uit hoofde van artikel 93, lid 1, punten a) en b), van deze verordening. Wanneer een erkende producentengroepering zoals bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 2024/1143 bestaat, heeft de in artikel 32 van die verordening bedoelde producentengroepering dat recht niet.
2.
Voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorschriften is een voorafgaande overeenkomst vereist, die moet worden gesloten tussen ten minste twee derde van de in lid 1 van dit artikel bedoelde producenten van het product of hun vertegenwoordigers, die ten minste twee derde van de productie van dat product vertegenwoordigen in het geografische gebied als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt c),van Verordening (EU) nr. 1151/2012, of artikel 93, lid 1, punt a), iii), en punt b), iv), van deze verordening, voor wijn. Wanneer de productie van het in lid 1 van dit artikel bedoelde product verwerking omvat en het productdossier als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 of in artikel 94, lid 2, van deze verordening het betrekken van de grondstof tot een specifiek geografisch gebied beperkt, eisen de lidstaten voor de toepassing van de volgens lid 1 van dit artikel vast te stellen voorschriften dat:
- a)
de producenten van die grondstof in het specifieke geografische gebied worden geraadpleegd voordat de in dit lid bedoelde overeenkomst wordt gesloten, of
- b)
ten minste twee derde van de producenten van de grondstof of hun vertegenwoordigers die ten minste twee derde van de productie vertegenwoordigen van de grondstof die in het specifieke geografische gebied bij de verwerking wordt gebruikt, eveneens partij zijn bij de in dit lid bedoelde overeenkomst.
3.
In afwijking van lid 2 van dit artikel geldt voor de productie van kaas met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde regels vooraf zijn overeengekomen tussen ten minste twee derde van de melkproducenten of hun vertegenwoordigers die goed zijn voor ten minste twee derde van de rauwe melk die voor de kaasbereiding wordt gebruikt en, in voorkomend geval, ten minste twee derde van de producenten van die kaas of hun vertegenwoordigers die goed zijn voor ten minste twee derde van de productie van die kaas in het geografische gebied als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 1151/2012.
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid, met betrekking tot kaas met een beschermde geografische aanduiding, is het in het productdossier van de kaas vastgestelde geografische gebied van oorsprong van de rauwe melk hetzelfde als het in artikel 7, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde geografische gebied voor deze kaas.
4.
De in lid 1 bedoelde voorschriften:
- a)
mogen uitsluitend betrekking hebben op de regulering van het aanbod van het betrokken product en, in voorkomend geval, de grondstoffen ervan, met het doel het aanbod van dat product af te stemmen op de vraag;
- b)
mogen alleen van invloed zijn op het betrokken product en, in voorkomend geval, op de betrokken grondstof;
- c)
mogen niet voor langer dan drie jaar verplicht worden gesteld, behalve op verzoek van een erkende producentengroepering zoals bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 2024/1143, wanneer die periode maximaal zes jaar kan bedragen, maar mogen na die periode worden verlengd na een nieuw verzoek zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel;
- d)
mogen geen schade toebrengen aan de handel in andere producten dan die waarop die voorschriften betrekking hebben;
- e)
mogen geen betrekking hebben op enige transactie nadat het product in kwestie voor de eerste keer in de handel is gebracht;
- f)
mogen niet leiden tot de afkondiging van vaste prijzen, zelfs niet van richt- of adviesprijzen;
- g)
mogen niet leiden tot het onverkrijgbaar zijn van grote hoeveelheden van het betrokken product die anders wel verkrijgbaar waren geweest;
- h)
mogen niet leiden tot discriminatie, geen obstakel vormen voor nieuwe toetreders tot de markt, of geen negatieve gevolgen hebben voor kleine producenten;
- i)
moeten bijdragen tot de handhaving van de kwaliteit van het betrokken product of tot de ontwikkeling van het betrokken product;
- j)
moeten het bepaalde in artikel 149 en artikel 152, lid 1 bis, onverlet laten.
5.
De in lid 1 bedoelde voorschriften worden bekendgemaakt in een officiële publicatie van de betrokken lidstaat.
6.
De lidstaten verrichten controles om zich ervan te verzekeren dat de in lid 4 vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Indien de bevoegde nationale instanties vaststellen dat de voorwaarden niet zijn vervuld, trekken de lidstaten de in lid 1 bedoelde voorschriften in.
7.
De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de in lid 1 bedoelde voorschriften die zij hebben vastgesteld. De Commissie stelt de overige lidstaten op de hoogte van deze kennisgevingen.
8.
De Commissie kan te allen tijde uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij wordt bepaald dat een lidstaat de door hem overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde voorschriften intrekt, indien de Commissie van oordeel is dat deze voorschriften niet voldoen aan de in lid 4 van dit artikel vastgestelde voorwaarden, de mededinging in een wezenlijk deel van de interne markt hinderen of verstoren, de vrije handel belemmeren of het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 VWEU in het gedrang brengen. Die uitvoeringshandelingen worden zonder toepassing van de in artikel 229, leden 2 en 3, van deze verordening bedoelde procedures vastgesteld.