Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 2.6a Rijksbijdrage aan instellingen voor wetenschappelijk onderzoek
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 76 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35320)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2020, Stb. 2020, 98 (uitgifte: 23-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
De inkomsten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en van de Koninklijke Bibliotheek bestaan uit:
- a.
de bijdrage uit 's Rijks kas,
- b.
inkomsten, die samenhangen met voorzieningen waarvoor de rijksbijdrage is verleend, en
- c.
andere inkomsten.
2.
De rijksbijdrage wordt vastgesteld of nader vastgesteld door de vaststelling of nadere vaststelling bij de wet van het hoofdstuk van de rijksbegroting waarop zij is voorgesteld.
3.
De rijksbijdrage wordt betaald in zodanige termijnen en tot zodanige bedragen als voor het doen van de betalingen door de instelling nodig is.
4.
Zolang de rijksbijdrage niet is vastgesteld of nader vastgesteld, wordt daarop een voorschot betaald overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels.
5.
Bij vaststelling van de rijksbijdrage blijven inkomsten als bedoeld in het eerste lid, onder c, buiten beschouwing.
6.
Onze Minister stelt regels met betrekking tot de bestemming van saldi die voortvloeien uit de inkomsten, bedoeld in het eerste lid, onder a en b.