Einde inhoudsopgave
Scheepvaartverkeerswet
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
In werking getreden voor de zeehavengebieden Delfzijl-Eemshaven, Den Helder-Harlingen-Terschelling, Amsterdam-IJmond, Rotterdam-Rijnmond-Zuid-Holland-achterland en Scheveningen.
- Bronpublicatie:
05-02-2020, Stb. 2020, 79 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35248)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2020, Stb. 2020, 378 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Vervoersrecht / Binnenvaart
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Handelen in strijd met artikel 26 wordt, voorzoveel daartegen niet bij het Wetboek van Strafrecht is voorzien, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2.
Handelen in strijd met de artikelen 27, eerste tot en met vierde lid, 28a, tweede, zevende, negende en tiende lid, en artikel 29, derde en vierde lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.
3.
Handelen in strijd met artikel 28 wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
4.
Overtreding van de regels, gesteld krachtens de artikelen 4 en 4a, derde en vierde lid, en van de voorschriften verbonden aan een besluit, genomen krachtens artikel 7, eerste lid of met overeenkomstige toepassing daarvan krachtens artikel 8, wordt gestraft met:
- a.
hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie, indien de overtreding is begaan in de Nederlandse territoriale zee, voor zover het verdrag inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer niet van toepassing is, de Rotterdamse Waterweg, het Noordzeekanaal of de Eems-Dollard,
- b.
hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie, indien de overtreding is begaan op een andere scheepvaartweg;
- c.
hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie, indien de overtreding betrekking heeft op het ontvangen, bewaren of verstrekken van gegevens met betrekking tot de scheepvaart door organisaties of personen die niet deelnemen aan het scheepvaartverkeer.
5.
Overtreding van artikel 10, eerste lid, met een zeeschip of een schip als bedoeld in artikel 13, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie.
6.
Niet-nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 10, vierde lid en 11, tweede lid, alsmede overtreding van de regels, gesteld krachtens artikel 12, en van de voorschriften verbonden aan een besluit genomen krachtens artikel 11, eerste lid, onderdeel b, met een zeeschip of een schip als bedoeld in artikel 13 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie.
7.
Overtreding met een Nederlands schip van de krachtens artikel 20, eerste lid, gestelde regels, begaan in volle zee of op een ander in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, bedoeld water waarop die regels ten aanzien van dat schip van toepassing zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie.
8.
Overtreding van de krachtens artikel 21 gestelde regels wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de vierde categorie.
9.
Overtreding van artikel 30 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
10.
Overtreding van artikel 17 en van de regels, gesteld krachtens artikel 18, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee weken of geldboete van de eerste categorie.
11.
Overtreding van krachtens deze wet gestelde regels, als bedoeld in het vierde, zesde, zevende, achtste en tiende lid, vormt slechts een strafbaar feit voor zover dit in die regels uitdrukkelijk is bepaald.
12.
Het bepaalde in het vierde lid, aanhef en onderdeel b, en het tiende lid is niet van toepassing op overtreding van in artikel 32 van de Herziene Rijnvaartakte strafbaar gestelde feiten.
13.
De in het eerste en tweede lid van dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven. De in of krachtens het derde tot en met tiende lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
14.
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op een ieder die een krachtens het achtste lid strafbaar gesteld feit heeft begaan.
15.
Ingeval bij of krachtens deze wet wordt verwezen naar in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties tot stand gekomen besluiten die betrekking hebben op de ordening van het scheepvaartverkeer, kan overtreding van deze besluiten ook als strafbaar feit worden aangemerkt indien deze besluiten in de Engelse taal zijn gesteld en bekend gemaakt.