Einde inhoudsopgave
Scheepvaartverkeerswet
Artikel 33
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1988
- Bronpublicatie:
07-07-1988, Stb. 1988, 352 (uitgifte: 28-07-1988, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 20289 Overheid.nl: 20289)
- Inwerkingtreding
01-09-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-1988, Stb. 1988, 389 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Vervoersrecht / Binnenvaart
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
Een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering kan, indien hij op grond van feiten of omstandigheden redelijkerwijze kan vermoeden dat een schip betrokken is geweest bij een aanvaring waarbij een persoon is gedood, letsel heeft bekomen of in zijn gezondheid is benadeeld dan wel aan enige zaak die niet toebehoort aan een persoon die zich op het schip bevindt, schade is toegebracht, in het belang van de opsporing van de verkeersdeelnemer of de andere personen die deel uitmaken van de bemanning vorderen dat zij de inlichtingen en gegevens verstrekken die nodig zijn voor de vaststelling van hun identiteit en van die van het schip.