Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 9quater Overgangsrecht vermogenstoets regelingen inzake de hersteloperatie toeslagen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid bijstand / Bijzondere bijstand
1.
Artikel 7, derde en vierde lid, van de wet, artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag of artikel 1, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget blijft buiten toepassing indien wel aanspraak op huurtoeslag, zorgtoeslag, onderscheidenlijk kindgebonden budget, zou bestaan indien ten aanzien van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zou worden verminderd met de waarde van een bezitting als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die is verkregen als gevolg van:
- a.
het verlagen of op nihil vaststellen van een terug te vorderen bedrag kinderopvangtoeslag in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van een voor 23 oktober 2019 genomen beschikking tot vaststelling of tot terugvordering kinderopvangtoeslag in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen;
- b.
een herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot terugvordering kinderopvangtoeslag, in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van deze beschikking in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen, indien die beschikking tot terugvordering betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover ten minste € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd;
- c.
een herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot toekenning kinderopvangtoeslag waarbij het recht op kinderopvangtoeslag wordt vastgesteld naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald, indien de naar rato vaststelling betrekking heeft op een berekeningsjaar waarover het recht op kinderopvangtoeslag met ten minste € 1.500 is verlaagd;
- d.
een toegekende hardheidstegemoetkoming als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de wet, zoals dat luidde op 25 januari 2021;
- e.
een toegekende bijzondere tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.9 van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- f.
een toegekende compensatie of aanvullende compensatie als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste of derde lid, of 2.14h, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- g.
een toegekende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- h.
een toegekende aanvullende tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- i.
een toegekende eenmalige tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van de wet zoals dat luidde op 25 januari 2021;
- j.
een toegekende noodvoorziening als bedoeld in de artikelen artikel[lees: artikelen] 2.8, eerste lid, 2.14i, of 2.18, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- k.
een toegekend forfaitair bedrag als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen, voor zover dat bedrag niet is toegekend aan de partner of voormalige partner van de belanghebbende;
- l.
een compensatie naar aanleiding van hardheid als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- m.
een toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- n.
een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet hersteloperatie toeslagen;
- o.
een tegemoetkoming op grond van afdeling 2.5 van de Wet hersteloperatie toeslagen.
2.
Op verzoek van de belanghebbende is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een bezitting als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001:
- a.
die is verkregen als gevolg van de feitelijke toebedeling aan de belanghebbende van een aan de voormalige partner van de belanghebbende toegekend bedrag als bedoeld in artikel 2.7, eerste of tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen of compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, van die wet; of
- b.
die is opgekomen van de zijde van een kind als gevolg van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet hersteloperatie toeslagen.
3.
De vermogenstoetsuitzonderingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden uitsluitend over de eerste tien berekeningsjaren volgend op het kalenderjaar waarin de bezitting verkregen werd. Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt geacht mede te zijn gedaan voor de op het berekeningsjaar waarop het verzoek betrekking heeft volgende berekeningsjaren waarover de vermogenstoetsuitzonderingen kunnen gelden.
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een bezitting mede verstaan de afname van een schuld als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.