Titel VB. Bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terroristische misdrijven
Eerste afdeling Algemene bepalingen
Artikel 126za
1
Bevelen tot toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in deze titel alsmede een wijziging, aanvulling, verlenging of intrekking daarvan worden, behoudens uitzonderingen bij de wet bepaald, schriftelijk gegeven. Aan een schriftelijk bevel staat gelijk een mondeling bevel dat onverwijld op schrift is gesteld.
2
Een schriftelijk bevel vermeldt het terroristisch misdrijf en de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld. In het bevel kan worden vermeld op welke wijze aan het bevel uitvoering dient te worden gegeven.
3
In het geval de wet bepaalt dat een bevel mondeling kan worden gegeven, wordt het bevel alsmede een wijziging, aanvulling, verlenging of intrekking daarvan die niet op schrift is gesteld, aangetekend in het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar die het bevel uitvoert.
4
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de in een schriftelijk bevel dan wel, bij een mondeling bevel, in het proces-verbaal te vermelden gegevens.
5
Elk bevel kan worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of ingetrokken.
Artikel 126zb
1
Een machtiging van de rechter-commissaris als bedoeld in deze titel is schriftelijk of wordt onverwijld op schrift gesteld.
2
De machtiging en de vordering daartoe vermelden het terroristisch misdrijf en de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld.
3
Indien voor een bevel van de officier van justitie een machtiging van de rechter-commissaris is vereist, is ook voor een wijziging, aanvulling of verlenging van dat bevel een machtiging vereist.
Artikel 126zc
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen personen in de openbare dienst van een vreemde staat die voldoen aan daarin te stellen eisen voor de toepassing van de bevoegdheden van artikel 126zd, eerste lid, onder a, b en c, en artikel 126ze met een opsporingsambtenaar gelijk worden gesteld.
Tweede afdeling Stelselmatige observatie, pseude-koop of -dienstverlening, stelselmatige inwinning van informatie, bevoegdheden in een besloten plaats en infiltratie
Artikel 126zd
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf is de opsporingsambtenaar, bij bevel daartoe van de officier van justitie, bevoegd in het belang van het onderzoek:
- a.
een persoon stelselmatig te volgen of stelselmatig de aanwezigheid of het gedrag van een persoon waar te nemen,
- b.
goederen af te nemen van of diensten te verlenen aan een persoon,
- c.
zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie in te winnen over een persoon,
- d.
zonder toestemming van de rechthebbende een besloten plaats, niet zijnde een woning, te betreden dan wel een technisch hulpmiddel aan te wenden teneinde die plaats op te nemen, aldaar sporen veilig te stellen of aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen teneinde de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen.
2
De opsporingsambtenaar mag bij de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, een persoon niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.
3
De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, een besloten plaats, niet zijnde een woning, kan worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende.
4
De officier van justitie kan voorts bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, een technisch hulpmiddel kan worden aangewend, voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming.
5
Het bevel tot uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onder a of c, wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van drie maanden worden verlengd.
Artikel 126ze
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar deelneemt of medewerking verleent aan een groep van personen ten aanzien waarvan aanwijzingen bestaan dat daarbinnen een terroristisch misdrijf wordt beraamd of gepleegd.
3
Het bevel vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 126za, tevens:
- a.
een omschrijving van de groep van personen;
- b.
de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, daaronder begrepen strafbaar gesteld handelen, voor zover bij het geven van het bevel te voorzien, alsmede
- c.
de geldigheidsduur van het bevel.
Derde afdeling Opnemen en onderzoek communicatie
Artikel 126zf
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, na op zijn vordering door de rechter-commissaris verleende machtiging, bevelen dat een opsporingsambtenaar met een technisch hulpmiddel vertrouwelijke communicatie opneemt.
2
De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Hij kan, na uitdrukkelijke op zijn vordering door de rechter-commissaris verleende machtiging, bepalen dat ter uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende wordt betreden, indien het onderzoek dit dringend vordert. Artikel 2, eerste lid, laatste volzin, van de Algemene wet op het binnentreden is niet van toepassing.
3
Het bevel vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 126za, tevens:
- a.
ten minste een van de personen die aan de communicatie deelnemen dan wel, indien het bevel communicatie betreft op een besloten plaats of in een vervoermiddel, een van de personen die aan de communicatie deelnemen of een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van die plaats of dat vervoermiddel;
- b.
bij toepassing van het tweede lid, de plaats die kan worden betreden;
- c.
de geldigheidsduur van het bevel.
4
Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd.
5
Van het opnemen wordt binnen drie dagen proces-verbaal opgemaakt.
Artikel 126zg
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, na op zijn vordering door de rechter-commissaris verleende machtiging, bevelen dat een opsporingsambtenaar telecommunicatie opneemt met een technisch hulpmiddel.
2
Het bevel vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 126za, tevens:
- a.
het nummer waarmee de individuele gebruiker van telecommunicatie wordt geïdentificeerd, alsmede, voor zover bekend, de naam van de gebruiker;
- b.
de geldigheidsduur van het bevel.
Artikel 126zh
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering doen gegevens te verstrekken over een gebruiker en het telecommunicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die:
- a.
ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel
- b.
na het tijdstip van de vordering worden verwerkt.
Artikel 126zi
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek een vordering doen gegevens te verstrekken terzake van naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van telecommunicatie. Artikel 126n, tweede en derde lid, is van toepassing.
2
Indien de gegevens, bedoeld in het eerste lid, bij de aanbieder niet bekend zijn en zij nodig zijn voor de toepassing van artikel 126zf of artikel 126zg kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek vorderen dat de aanbieder de gevorderde gegevens op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze achterhaalt en verstrekt.
Vierde afdeling Onderzoek van voorwerpen, vervoermiddelen en kleding
Artikel 126zk
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf is de opsporingsambtenaar, bij bevel daartoe van de officier van justitie, bevoegd in het belang van het onderzoek voorwerpen te onderzoeken en aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen. Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen.
2
Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, is de opsporingsambtenaar bevoegd de voorwerpen voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem, zoveel mogelijk, af te geven schriftelijk bewijs.
3
Het bevel kan mondeling worden gegeven. Het wordt gegeven voor een periode van ten hoogste twaalf uren, voor een daarbij omschreven gebied. De geldigheidsduur kan telkens met ten hoogste twaalf uren worden verlengd.
4
In bij algemene maatregel van bestuur aangewezen veiligheidsrisicogebieden kan voor de uitoefening van een in dit artikel bedoelde bevoegdheid onder bij die algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden een bevel van de officier van justitie achterwege blijven.
Artikel 126zl
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf is de opsporingsambtenaar, bij bevel daartoe van de officier van justitie, bevoegd in het belang van het onderzoek vervoermiddelen te onderzoeken.
2
De opsporingsambtenaar is bij een dergelijk bevel voorts bevoegd:
- a.
vervoermiddelen op hun lading te onderzoeken;
- b.
van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden met betrekking tot de lading;
- c.
van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hem aangewezen plaats overbrengt.
Artikel 126zm
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf is de opsporingsambtenaar, bij bevel daartoe van de officier van justitie, bevoegd in het belang van het onderzoek personen aan de kleding te onderzoeken.
2
De opsporingsambtenaar is bij een dergelijk bevel voorts bevoegd gebruik te maken van detectieapparatuur of andere hulpmiddelen.
4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze van uitvoering van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.