Wijzigingswet Wetboek van Strafvordering enz. (verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven)
Artikel VI
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2007
- Bronpublicatie:
20-11-2006, Stb. 2006, 580 (uitgifte: 30-11-2006, kamerstukken: 30164)
- Inwerkingtreding
01-02-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2006, Stb. 2006, 731 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 juli 1999 ingediende wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Telecommunicatiewet in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II) (26 671) tot wet is verheven en die wet in werking getreden is op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
- A.
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 126zd, eerste lid, onderdeel b, voor de komma een zinsnede ingevoegd, luidende: of gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk af te nemen van een persoon.
- B.
In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 126zg vervangen door twee artikelen, luidende:
Artikel 126zg
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, aan een opsporingsambtenaar bevelen dat met een technisch hulpmiddel niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van diensten van een aanbieder van een communicatie in de zin van artikel 126la, wordt opgenomen.
2
Het bevel vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 126za, tevens:
- a.
zo mogelijk het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt geïdentificeerd alsmede, voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker;
- b.
de geldigheidsduur van het bevel; en
- c.
een aanduiding van de aard van het technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen waarmee de communicatie wordt opgenomen.
3
Indien het bevel betrekking heeft op communicatie die plaatsvindt via een openbaar telecommunicatienetwerk of met gebruikmaking van een openbare telecommunicatiedienst in de zin van de Telecommunicatiewet, wordt — tenzij zulks niet mogelijk is of het belang van strafvordering zich daartegen verzet — het bevel ten uitvoer gelegd met medewerking van de aanbieder van het openbare telecommunicatienetwerk of de openbare telecommunicatiedienst en gaat het bevel vergezeld van een vordering van de officier van justitie aan de aanbieder om medewerking te verlenen.
4
Indien het bevel betrekking heeft op andere communicatie dan bedoeld in het derde lid, wordt — tenzij zulks niet mogelijk is of het belang van strafvordering zich daartegen verzet — de aanbieder in de gelegenheid gesteld medewerking te verlenen bij de tenuitvoerlegging van het bevel.
5
Artikel 126m, vijfde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 126zga
1
Indien bij de afgifte van een bevel als bedoel in artikel 126zg, derde lid, bekend is dat de gebruiker van het nummer, bedoeld in artikel 126zg, tweede lid, onder a, zich op het grondgebied van een andere staat bevindt, wordt voor zover een verdrag dit voorschrijft en met toepassing van dat verdrag, die andere staat van het voornemen tot het opnemen van telecommunicatie in kennis gesteld en de instemming van die staat verworven voordat het bevel ten uitvoer wordt gelegd.
2
Indien na aanvang van het opnemen van de telecommunicatie op grond van het bevel bekend wordt dat de gebruiker zich op het grondgebied van een andere staat bevindt, wordt, voor zover een verdrag dit voorschrijft en met toepassing van dat verdrag, die andere staat van het opnemen van telecommunicatie in kennis gesteld en de instemming van die staat verworven.
3
De officier van justitie kan een bevel als bedoeld in artikel 126zg, derde lid, eveneens geven, indien het bestaan van het bevel noodzakelijk is om een andere staat te kunnen verzoeken telecommunicatie met een technisch hulpmiddel op te nemen of telecommunicatie af te tappen en rechtstreeks naar Nederland door te geleiden ter fine van opname met een technisch hulpmiddel in Nederland.
- C.
In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 126zh als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘een gebruiker en het telecommunicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker’ vervangen door: een gebruiker van een communicatiedienst in de zin van artikel 126la en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘tweede tot en met zevende lid’ vervangen door: tweede tot en met zesde lid.
- D.
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 126zi, eerste lid, ‘gebruiker van telecommunicatie’ vervangen door ‘gebruiker van een communicatiedienst in de zin van artikel 126la’ en wordt ‘Artikel 126n, tweede en derde lid’ vervangen door ‘Artikel 126n, tweede lid’.
- Da.
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 126zj wordt ‘gebruiker[lees: ‘gebruiker] van telecommunicatie’ vervangen door: gebruiker van een communicatiedienst.
- E.
In artikel I, onderdeel D, wordt na artikel 126zj een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 126zja
1
In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde gegevens die ten tijde van de vordering zijn opgeslagen in een geautomatiseerd werk en waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij in het bijzonder vatbaar zijn voor verlies of wijziging, vorderen dat deze gegevens gedurende een periode van ten hoogste negentig dagen worden bewaard en beschikbaar gehouden. De vordering kan niet worden gericht tot de verdachte.
2
Artikel 126ni, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
- Ea.
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 126zn, eerste lid, onder a, voor de puntkomma een zinsnede ingevoegd, luidende: of gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk af te nemen van een persoon.
- F.
Aan artikel I, onderdeel G, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
4
In het vijfde lid wordt ‘en 126uc tot en met 126ui’ vervangen door: , 126uc tot en met 126ui en 126zja tot en met 126zp.
- G.
Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:
- H.
In artikel 126ee, onderdeel a, wordt ‘en 126s, eerste lid,’ vervangen door ‘126s, eerste lid, 126zd, eerste lid, en 126zf, eerste lid,’ en komt de zinsnede na ‘artikel 126m, eerste lid,’ te luiden: 126t, eerste lid, en 126zg, eerste lid, voor zover het bevel, bedoeld in artikel 126m, derde of vierde lid, onderscheidenlijk artikel 126t, derde of vierde lid, en artikel 126zg, derde of vierde lid, ten uitvoer wordt gelegd zonder medewerking van de betrokken aanbieder.
- Ga.
In artikel IV, onderdeel A, wordt in artikel 126zo, eerste lid, ‘de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk, onderscheidenlijk de aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst’ vervangen door: de aanbieder van een communicatiedienst in de zin van artikel 126la.
- H.
Artikel IV, onderdeel E, vervalt en aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- O.
In artikel 592, tweede lid, wordt na ‘126ui’ ingevoegd: en 126zja tot en met 126zp.
- I.
In artikel IV, onderdeel F, wordt ‘126nh’ steeds vervangen door ‘126ni’ en wordt ‘126uh’ steeds vervangen door ‘126ui’. In het onderdeel wordt tevens ’artikel 126zk’ vervangen door ‘artikel 126zja’.