Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 96 Schorsing of intrekking visvergunning
Geldend
Geldend vanaf 02-04-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
30-03-2022, Stcrt. 2022, 9138 (uitgifte: 01-04-2022, regelingnummer: WJZ/ 22089404)
- Inwerkingtreding
02-04-2022, terugwerkend tot: 01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-03-2022, Stcrt. 2022, 9138 (uitgifte: 01-04-2022, regelingnummer: WJZ/ 22089404)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De minister trekt de visvergunning in:
- a.
in de situatie, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de controleverordening, en artikel 92, derde lid, van de controleverordening, in samenhang met artikel 129, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening;
- b.
indien het vissersvaartuig niet meer is geregistreerd in het visserijregister; of
- c.
indien de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig definitief worden stopgezet als bedoeld in artikel 20 van de EMFAF-verordening en ten aanzien van de stopzetting door de Minister of door de Europese Commissie subsidie is verleend.
2.
De minister schorst de visvergunning in de situatie, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de controleverordening, en artikel 92, derde lid, van de controleverordening, in samenhang met artikel 129, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.
3.
De minister kan de visvergunning voor een bepaalde periode schorsen of intrekken indien naar het oordeel van de minister:
- a.
met het vissersvaartuig de visserij kennelijk is uitgeoefend in strijd met artikel 20a, artikel 21, eerste, derde en zesde lid, de artikelen 22, 46a, 46c of artikel 130, zevende lid, van deze regeling; of
- b.
de ondernemer van een vissersvaartuig ten aanzien van wie een visvergunning is verleend, of diens gemachtigde, niet voldoet aan de aan de visvergunning verbonden voorschriften.
4.
De periode, bedoeld in het derde lid, is niet korter dan 3 weken en niet langer dan 8 weken en wordt vastgesteld afhankelijk van de ernst en omvang van de overtreding.
5.
In afwijking van het vierde lid is de periode bedoeld in het derde lid niet korter dan 6 weken en niet langer dan 16 weken, indien binnen twee jaar na afloop van de schorsing of intrekking met het betrokken vissersvaartuig wederom hetzelfde artikel genoemd in onderdeel a van het derde lid wordt overtreden of de ondernemer of diens gemachtigde wederom niet voldoet aan de aan de visvergunning verbonden voorschriften.