Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 6 Aanwijzing havens
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
24-04-2022, Stcrt. 2022, 11747 (uitgifte: 28-04-2022, regelingnummer: WJZ/ 21274470)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2022, Stcrt. 2022, 11747 (uitgifte: 28-04-2022, regelingnummer: WJZ/ 21274470)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Vis wordt in Nederland uitsluitend aangeland, gelost of overgeladen door een vissersvaartuig:
- a.
met een lengte over alles van tien meter of minder in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering van Velsen, Amsterdam en Rotterdam of in de in bijlage 3 vermelde plaatsen;
- b.
met een lengte over alles van 10 meter tot 59 meter of met een brutotonnage van 1.200 BT of minder, in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering van Vlaardingen, Velsen, Amsterdam en Rotterdam;
- c.
met een lengte over alles van meer dan 59 meter of met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering van Vlaardingen; of
- d.
waarvan de vangst voor ten minste 90% uit ansjovis of sprot bestaat, in de periode van 1 april tot en met 31 juli indien het ansjovis betreft en in de periode van 1 augustus tot en met 31 maart indien het sprot betreft, in de westelijke voorhaven van de Bergsediepsluis en aan de loswal van Schore, gemeente Kapelle;
mits het aanlanden, lossen of overladen is toegestaan op grond van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen.
2.
Het is verboden vis in Nederland aan te landen, te lossen of over te laden met een ander vaartuig dan een vissersvaartuig.
3.
Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt niet voor andere vaartuigen dan vissersvaartuigen in de in bijlage 2A vermelde havens of in de in bijlage 3 vermelde plaatsen, voor zover het op grond van de bij of krachtens de wet gestelde regels is toegestaan met deze vaartuigen de visserij uit te oefenen.
4.
Het is vissersvaartuigen die vis aan boord hebben uitsluitend toegestaan direct of indirect verbinding met de wal te maken in de havens of plaatsen waar de vis door het betrokken vissersvaartuig op grond van het eerste lid mag worden aangeland, mits de toegang tot de haven is toegestaan op grond van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen.