Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 5.14 Automatische sprinkler-, brandalarm- en brandontdekkingsinstallaties (Methode IIF)
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Op vaartuigen waar methode IIF wordt toegepast is een automatische sprinkler-, brandalarm- en brandontdekkingsinstallatie van een goedgekeurd type aangebracht, die voldoet aan het bepaalde in dit artikel. Deze installatie is op zodanige wijze aangebracht, dat ruimten voor accommodatie en dienstruimten, met uitzondering van ruimten die vrijwel geen brandgevaar opleveren, zoals lege ruimten en sanitaire ruimten, worden beschermd.
2
a.
De installatie is te allen tijde voor onmiddellijk gebruik gereed en generlei handeling van de zijde van de bemanning moet nodig zijn om de installatie in werking te stellen. De installatie is van het ‘natte pijp’-type, doch kleine blootgestelde delen kunnen van het ‘droge pijp’-type zijn, indien dit naar het oordeel van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie een noodzakelijke voorzorg is. Delen van de installatie die in bedrijfstoestand kunnen worden blootgesteld aan temperaturen beneden het vriespunt, zijn op passende wijze tegen bevriezing beschermd. De installatie staat steeds onder voldoende druk en is verzekerd van een voortdurende watertoevoer, zoals vereist in het zesde lid, onder b.
b.
In elke sprinklersectie zijn middelen aangebracht voor het automatisch geven van zichtbare en hoorbare signalen op een of meer alarmpanelen, wanneer een sprinkler gaat werken. Deze alarmpanelen geven een aanwijzing in welke door de installatie beschermde sectie zich brand voordoet en zijn gecentraliseerd op de brug; bovendien zijn zichtbare en hoorbare signalen afkomstig van het alarmpaneel op een zodanige plaats buiten het stuurhuis waarneembaar, dat zeker is dat de brandmelding onmiddellijk door de bemanning wordt opgemerkt. Een dergelijke alarminstallatie is zodanig geconstrueerd, dat eventueel in de installatie optredende defecten worden aangegeven.
3
a.
De sprinklers zijn gegroepeerd in afzonderlijke secties, elk van niet meer dan 200.
b.
Elke sprinklersectie wordt door middel van slechts één afsluiter afgescheiden van het overige deel van de installatie. De afsluiter in elke sectie is gemakkelijk bereikbaar en de plaats ervan is duidelijk en duurzaam aangegeven. Er zijn voorzieningen getroffen teneinde te voorkomen dat de afsluiters door een onbevoegde kunnen worden bediend.
c.
Er is een manometer die de druk in de installatie aangeeft, aangebracht bij iedere sectieafsluiter en op een centrale plaats.
d.
De sprinklers zijn bestand tegen corrosie. In ruimten voor accommodatie en dienstruimten werken de sprinklers bij een temperatuur tussen 68°C en 79°C, behalve dat in ruimten zoals droogkamers, waar een hoge temperatuur kan worden verwacht, de temperatuur waarbij de sprinkler gaat werken, kan worden verhoogd tot niet meer dan 30°C boven de maximumtemperatuur bij het plafond.
e.
Op of bij elk alarmpaneel is duidelijk aangegeven wat de door de installatie bestreken ruimten zijn en de plaats van de betreffende sprinklersectie ten opzichte van de overige secties. Er zijn passende instructies voor de beproeving en het onderhoud aanwezig.
4.
De sprinklers zijn hoog in de ruimte aangebracht in een zodanig patroon dat de levering van een gemiddelde hoeveelheid water van niet minder dan 5 l/m2/min. wordt gehandhaafd over de nominale oppervlakte die door de sprinklers wordt bestreken. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan het gebruik van sprinklers toestaan die een andere hoeveelheid water, op de juiste wijze verdeeld, leveren en waarvan ten genoegen van genoemd hoofd is aangetoond dat zij niet minder doeltreffend zijn.
5
a.
Een druktank is aangebracht met een inhoud gelijk aan ten minste het dubbele van de hoeveelheid water zoals aangegeven in dit lid. De tank bevat permanent een hoeveelheid zoet water die gelijk is aan de hoeveelheid water die in één minuut zou worden geleverd door de pomp zoals bedoeld in het zesde lid, onder b. De inrichting voorziet in een zodanige handhaving van de luchtdruk in de tank dat wordt gewaarborgd dat, nadat de permanente hoeveelheid zoet water uit de tank is gedreven, de druk niet minder zal zijn dan de werkdruk van de sprinkler, vermeerderd met de statische druk van een kolom water gemeten van de bodem van de tank tot de hoogste sprinkler in het systeem. Er zijn passende middelen aanwezig voor de aanvulling van de onder druk staande lucht en van de zoetwatervoorraad in de tank. Er is een peilglas aangebracht dat het waterpeil in de tank aangeeft.
b.
Er zijn middelen aanwezig om te verhinderen dat zeewater in de tank kan stromen.
6
a.
Er is een onafhankelijke mechanisch aangedreven pomp aanwezig, uitsluitend bestemd voor automatische voortzetting van de afgifte van water uit de sprinklers. De pomp treedt automatisch in werking door een drukval in het systeem voordat de permanente hoeveelheid zoet water in de druktank volledig is uitgeput.
b.
De pomp en het leidingstelsel zijn in staat de nodige druk ter hoogte van de hoogste sprinkler te handhaven, teneinde een voortdurende afgifte van water te verzekeren die voldoende is voor het gelijktijdig bestrijken van de maximum oppervlakte die wordt begrensd door onbrandbare schotten van klasse ‘A’ en ‘B’ of van een oppervlakte van 280 m2, waarbij de kleinste oppervlakte mag worden aangehouden, bij een hoeveelheid water per tijdseenheid als aangegeven in het vierde lid.
c.
De pomp is aan de drukzijde voorzien van een proefkraan met een korte open afvoerpijp. De effectieve doorstroomopening van de kraan en de pijp is groot genoeg om de vereiste pompcapaciteit af te voeren bij een druk in het systeem, zoals die is omschreven in het vijfde lid, onderdeel a.
d.
De zee-inlaat van de pomp ligt, indien mogelijk, in dezelfde ruimte als waarin de pomp is opgesteld en is zodanig geplaatst dat het bij het te water liggende vaartuig niet nodig is de toevoer van zeewater naar de pomp af te sluiten voor andere doeleinden dan inspectie of reparatie van de pomp.
7.
De sprinklerpomp en -tank zijn opgesteld op een redelijke afstand van ruimten voor machines van categorie A. Zij mogen niet zijn opgesteld in een ruimte die door het sprinklersysteem wordt beschermd.
8
a.
Ten minste twee krachtbronnen zijn aanwezig voor de aandrijving van de sprinklerpomp en voor de voeding van de automatische brandalarm- en brandontdekkingsinstallatie. Indien de pomp door een elektromotor wordt aangedreven, is deze aangesloten op de elektrische hoofdkrachtbron die door ten minste twee generatoren kan worden gevoed.
b.
De voedingsleidingen zijn zodanig aangelegd dat zij niet door kombuizen, ruimten voor machines en andere ingesloten ruimten met een hoog brandrisico lopen, behoudens voorzover het noodzakelijk is om het desbetreffende schakelbord te bereiken. Een van de krachtbronnen voor de brandalarm- en brandontdekkingsinstallatie is een noodkrachtbron. Indien een van de krachtbronnen voor de pomp een verbrandingsmotor is, voldoet de opstelling hiervan aan het bepaalde in het zevende lid en is tevens zo gelegen dat de luchttoevoer naar de desbetreffende motor niet wordt beïnvloed door een brand in een beschermde ruimte.
9.
De sprinklerinstallatie heeft een verbinding met de hoofdbrandblusleiding van het vaartuig door middel van een afsluiter met een losse klep die is voorzien van een borginrichting met slot, waardoor het terugvloeien van water vanuit de sprinklerinstallatie naar de hoofdbrandblusleiding wordt voorkomen.
10
a.
Er is een proefkraan aanwezig voor de beproeving van het automatische alarm voor elke sprinklersectie, waardoor een hoeveelheid water kan worden afgevoerd die gelijkwaardig is aan de werking van een sprinkler. De proefkraan voor elke sectie is bij de sectieafsluiter geplaatst.
b.
Er zijn middelen aanwezig voor de beproeving van de automatische werking van de pomp door de druk in het systeem te verminderen.
c.
Er zijn schakelaars aanwezig bij een van de alarmpanelen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, waarmee de hoorbare en zichtbare alarmen van elke sprinklersectie kunnen worden beproefd.
11.
Voor elke sprinklersectie bepaalt het Hoofd van de Scheepvaartinspectie het aantal reserve sprinklerkoppen dat aanwezig moet zijn.