Einde inhoudsopgave
Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Artikel 62 Lopende justitiële samenwerking in strafzaken
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2020
- Bronpublicatie:
24-01-2020, PbEU 2020, L 29 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2020, PbEU 2020, L 29 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
In het Verenigd Koninkrijk, alsook in de lidstaten in situaties waarbij het Verenigd Koninkrijk is betrokken, zijn de volgende handelingen als volgt van toepassing:
- a)
de Overeenkomst, vastgesteld door de Raad overeenkomstig Artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie(1) en het Protocol, vastgesteld door de Raad overeenkomstig Artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie(2) zijn van toepassing met betrekking tot verzoeken om wederzijdse rechtshulp die voor het eind van de overgangsperiode uit hoofde van het betreffende instrument zijn ontvangen door de centrale autoriteit of rechterlijke autoriteit;
- b)
Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad (3) is van toepassing op Europese aanhoudingsbevelen wanneer de gezochte persoon voor het eind van de overgangsperiode is aangehouden met het oog op de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, ongeacht of de uitvoerende rechterlijke autoriteit beslist dat de gezochte persoon in hechtenis moet blijven dan wel voorlopig in vrijheid moet worden gesteld.
- c)
Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad (4) is van toepassing op beslissingen tot bevriezing die voor het eind van de overgangsperiode voor tenuitvoerlegging zijn ontvangen door de centrale autoriteit of de bevoegde rechterlijke autoriteit, of door een rechterlijke autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die geen rechtsmacht heeft om een beslissing tot bevriezing te erkennen of ten uitvoer te leggen, maar de beslissing tot bevriezing ambtshalve voor tenuitvoerlegging doorzendt aan de bevoegde rechterlijke autoriteit;
- d)
Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad (5) is van toepassing op beslissingen die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door de centrale autoriteit of de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, of door een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die geen rechtsmacht heeft om een beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen, maar de beslissing ambtshalve voor tenuitvoerlegging doorzendt aan de bevoegde autoriteit;
- e)
Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad (6) is van toepassing op beslissingen tot confiscatie die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door de centrale autoriteit of de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, of door een autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die geen rechtsmacht heeft om een beslissing tot confiscatie te erkennen of ten uitvoer te leggen, maar de beslissing tot confiscatie ambtshalve voor tenuitvoerlegging doorzendt aan de bevoegde autoriteit;
- f)
Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad (7) is van toepassing:
- i)
op vonnissen die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door de centrale autoriteit of de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, of door een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die geen rechtsmacht heeft om een vonnis te erkennen of ten uitvoer te leggen, maar het vonnis ambtshalve voor tenuitvoerlegging doorzendt aan de bevoegde autoriteit;
- ii)
- g)
Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad (8) is van toepassing op nieuwe strafrechtelijke procedures in de zin van Artikel 3 van dat kaderbesluit die voor het eind van de overgangsperiode zijn ingeleid;
- h)
Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad (9) is van toepassing op verzoeken om gegevens over strafrechtelijke veroordelingen die voor het eind van de overgangsperiode door de centrale autoriteit zijn ontvangen; na het eind van de overgangsperiode worden antwoorden op dergelijke verzoeken echter niet verzonden via het Europees Strafregister Informatiesysteem dat is opgericht bij Besluit 2009/316/JBZ van de Raad (10);
- i)
Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad (11) is van toepassing op beslissingen inzake toezichtmaatregelen die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door de centrale autoriteit of de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, of door een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die geen rechtsmacht heeft om een beslissing te erkennen, maar de beslissing ambtshalve voor tenuitvoerlegging doorzendt aan de bevoegde autoriteit;
- j)
Artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad (12) is van toepassing op verzoeken om gegevens die voor het eind van de overgangsperiode door de centrale autoriteit zijn ontvangen; na het eind van de overgangsperiode worden antwoorden op dergelijke verzoeken echter niet verzonden via het Europees Strafregister Informatiesysteem dat is opgericht bij Besluit 2009/316/JBZ;
- k)
Richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad (13) is van toepassing op Europese beschermingsbevelen die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door de centrale autoriteit of de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, of door een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die geen rechtsmacht heeft om een Europees beschermingsbevel te erkennen, maar het ambtshalve voor tenuitvoerlegging doorzendt aan de bevoegde autoriteit;
- l)
Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (14) is van toepassing op Europese onderzoeksbevelen in strafzaken die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door de centrale autoriteit of de uitvoerende autoriteit, of door een autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die geen rechtsmacht heeft om een Europees onderzoeksbevel in strafzaken te erkennen of ten uitvoer te leggen, maar het ambtshalve voor tenuitvoerlegging doorzendt aan de bevoegde autoriteit.
2.
De bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk kunnen blijven deelnemen aan de gemeenschappelijke onderzoeksteams waaraan zij voor het eind van de overgangsperiode deelnamen, wanneer deze onderzoeksteams zijn opgezet, hetzij overeenkomstig Artikel 13 van de Overeenkomst, vastgesteld door de Raad overeenkomstig Artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, hetzij overeenkomstig Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad (15).
In afwijking van Artikel 8 van dit akkoord is het Verenigd Koninkrijk gerechtigd om tot één jaar na het eind van de overgangsperiode gebruik te maken van de applicatie voor veilige informatie-uitwisseling (Secure Information Exchange Network Application — SIENA), voor zover dat strikt noodzakelijk is voor de uitwisseling van gegevens met de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gemeenschappelijke onderzoeksteams. Het Verenigd Koninkrijk vergoedt de Unie de werkelijke kosten die de Unie draagt als gevolg van het faciliteren van het gebruik van SIENA door het Verenigd Koninkrijk. De Unie deelt het Verenigd Koninkrijk het bedrag van deze kosten uiterlijk op 31 maart 2021 mee. In het geval dat de meegedeelde werkelijke kosten sterk afwijken van de beste ramingen die voor de ondertekening van dit akkoord door de Unie zijn meegedeeld aan het Verenigd Koninkrijk, betaalt het Verenigd Koninkrijk onverwijld aan de Unie het bedrag van de beste ramingen en bepaalt het Gemengd Comité de wijze waarop het verschil tussen de werkelijke kosten en het bedrag van de beste ramingen moet worden afgewikkeld.
3.
Eurojust kan, op verzoek van het Verenigd Koninkrijk, mits wordt voldaan aan Artikel 26 bis, lid 7, onder a), en Artikel 27 van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (16), informatie, waaronder persoonsgegevens, verstrekken uit zijn casemanagementsysteem, indien zulks nodig is voor het afronden van de lopende procedures bedoeld in lid 1, onder a), b), c), e) en l), van dit Artikel of de activiteiten van de gemeenschappelijke onderzoeksteams bedoeld in lid 2 van dit Artikel. De bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk kunnen, op verzoek, Eurojust voorzien van informatie waarover zij beschikken, indien zulks nodig is voor het afronden van de in lid 1, onder a), b), c), e) en l), van dit Artikel bedoelde lopende procedures of de activiteiten van de gemeenschappelijke onderzoeksteams als bedoeld in lid 2 van dit Artikel. Wanneer uit de toepassing van dit lid buitengewone uitgaven voortvloeien, bepaalt het Gemengd Comité de wijze waarop dergelijke uitgaven moeten worden afgewikkeld.
Voetnoten
PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.
PB C 326 van 21.11.2001, blz. 2.
Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190, van 18.7.2002, blz. 1).
Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45).
Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PB L 76 van 22.3.2005, blz. 16).
Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 7 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 54).
Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27).
Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32).
Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).
Besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig Artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33).
Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PB L 294 van 11.11.2009, blz. 20).
Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).
Richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel (PB L 338 van 21.12.2011, blz. 2).
Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).
Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1).
Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1).