Einde inhoudsopgave
Aanwijzing wet politiegegevens en de rol van de officier van justitie (2018A004)
8.1.1 Formele toets
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36060 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A004)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36060 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A004)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Voorfase
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
De bevoegd functionaris beoordeelt:
- −
of de Wpg in de doelafwijkende verwerking voorziet;
- −
of een van de weigeringsgronden uit art. 2:13 Bpg zich voordoet:
- a)
Het betreft gegevens omtrent informanten of andere personen als bedoeld in art. 12 lid 5 Wpg;
- b)
Er is gevaar voor leven of gezondheid van betrokkene of derden te duchten;
- c)
Er is sprake van een verwerking voor een intern integriteitonderzoek onder verantwoordelijkheid van de korpschef;
- d)
Er is sprake van een verwerking door de rijksrecherche onder verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal;
- e)
Het betreft gegevens die worden verwerkt op grond van art. 10 lid 1, onder b (themaverwerking: ernstige gevaar rechtsorde misdrijven (art. 3:2 Bpg));
- f)
Er is sprake van een verwerking voor een door het College van procureurs-generaal als embargo-onderzoek aangemerkt onderzoek (zie paragraaf 12);
- −
of een andere wettelijke bepaling zich verzet tegen verdere verwerking, bijvoorbeeld het ontbreken van toestemming door de officier van justitie (art 125n lid 3 Sv of art. 126dd Sv).