Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 27 Rechtsmacht in strafrechtelijke aangelegenheden aan boord van een vreemd schip
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechtsmacht in strafrechtelijke aangelegenheden van de kuststaat dient niet te worden uitgeoefend aan boord van een door de territoriale wateren varend vreemd schip met het oogmerk een persoon te arresteren of een onderzoek in te stellen in verband met een aan boord van het schip tijdens de doorvaart bedreven strafbaar feit, behalve in de volgende gevallen:
- a.
indien de gevolgen van het strafbare feit zich uitstrekken tot de kuststaat;
- b.
indien het strafbaar feit van dien aard is, dat daardoor de orde in het land of de orde op de territoriale zee wordt verstoord;
- c.
indien door de kapitein van het schip of door een diplomatieke of consulaire ambtenaar van de vlaggestaat de hulp van de plaatselijke autoriteiten is ingeroepen;
- d.
indien zulke maatregelen noodzakelijk zijn voor de bestrijding van de handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen.
2.
Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan het recht van de kuststaat de maatregelen waartoe hij krachtens zijn wetgeving gemachtigd is, te treffen voor een arrestatie of een onderzoek aan boord van een vreemd schip dat door de territoriale zee vaart nadat het de binnenwateren heeft verlaten.
3.
In de in het eerste en het tweede lid bedoelde gevallen dient de kuststaat, indien de kapitein zulks verzoekt, een diplomatieke of consulaire ambtenaar van de vlaggestaat op de hoogte te stellen alvorens tot het treffen van maatregelen over te gaan, en het contact tussen deze ambtenaar en de bemanning van het schip te vergemakkelijken. In noodgevallen kan deze mededeling worden gedaan terwijl de maatregelen reeds getroffen worden.
4.
Bij de overweging van de vraag of, en zo ja, op welke wijze een arrestatie verricht dient te worden, moeten de plaatselijke autoriteiten rekening houden met de belangen van de scheepvaart.
5.
Behalve zoals bepaald in Deel XII of met betrekking tot schendingen van overeenkomstig Deel V aangenomen wetten en voorschriften, mag de kuststaat aan boord van een door de territoriale zee varend schip geen maatregelen treffen met het oogmerk iemand te arresteren of een onderzoek in te stellen in verband met een strafbaar feit dat aan boord werd bedreven voor het schip de territoriale zee binnenvoer, indien het schip, komende van een buitenlandse haven, slechts door de territoriale zee vaart zonder de binnenwateren binnen te varen.