Einde inhoudsopgave
Verdrag nr. 128 betreffende uitkeringen bij invaliditeit en ouderdom en aan nagelaten betrekkingen
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-11-1969
- Bronpublicatie:
29-06-1967, Trb. 1968, 131 (uitgifte: 18-10-1968, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1969, Trb. 1969, 229 (uitgifte: 01-01-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Invaliditeitsuitkering
Internationale sociale zekerheid / Bijzondere onderwerpen
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
Internationale sociale zekerheid / Pensioen
Internationale sociale zekerheid / Nabestaanden
1.
Tot de beschermde personen moeten worden gerekend:
- a.
alle loontrekkenden, met inbegrip van de leerlingen; of
- b.
voorgeschreven groepen van het economisch actieve deel der bevolking, welke ten minste 75 procent uitmaken van het gehele economisch actieve deel der bevolking; of
- c.
alle ingezetenen of de ingezetenen wier inkomsten tijdens de eventualiteit de grenzen, voorgeschreven overeenkomstig de bepalingen van artikel 28, niet overschrijden.
2.
Wanneer een verklaring afgelegd overeenkomstig artikel 4 van kracht is, moeten tot de beschermde personen worden gerekend:
- a.
voorgeschreven groepen loontrekkenden welke ten minste 25 procent uitmaken van het totale aantal loontrekkenden; of
- b.
voorgeschreven groepen loontrekkenden in industriële ondernenemingen[lees: ondernemingen], welke ten minste 50 procent uitmaken van het totale aantal loontrekkenden, werkzaam in industriële ondernemingen.