Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)
Artikel 7 Inzamelingspercentage
Geldend
Geldend vanaf 13-08-2012
- Bronpublicatie:
04-07-2012, PbEU 2012, L 197 (uitgifte: 24-07-2012, regelingnummer: 2012/19/EU)
- Inwerkingtreding
13-08-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2012, PbEU 2012, L 197 (uitgifte: 24-07-2012, regelingnummer: 2012/19/EU)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd artikel 5, lid 1, ziet elke lidstaat toe op de tenuitvoerlegging van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid en, op basis daarvan, dat een jaarlijks een minimum-inzamelingspercentage wordt bereikt. Vanaf 2016 bedraagt het minimum-inzamelingspercentage 45 %, berekend op basis van het totale gewicht van de AEEA die in de loop van een gegeven jaar overeenkomstig de artikelen 5 en 6 in de betreffende lidstaat is ingezameld, uitgedrukt als percentage van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in die lidstaat in de handel is gebracht. De lidstaten zien erop toe dat het volume van de ingezamelde AEEA tijdens de periode vanaf 2016 tot 2019 geleidelijk toeneemt, tenzij het inzamelingspercentage dat is vastgelegd in de tweede alinea, reeds is bereikt.
Vanaf 2019 bedraagt het jaarlijks te halen minimum-inzamelingspercentage 65 % van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de betreffende lidstaat in de handel is gebracht, of als alternatief 85 % van de hoeveelheid in die lidstaat geproduceerde AEEA die op het grondgebied van die lidstaat is geproduceerd.
Tot 31 december 2015 blijft er een inzamelingsniveau voor gescheiden inzameling gelden van gemiddeld ten minste vier kilogram AEEA van particuliere huishoudens per inwoner per jaar of dezelfde hoeveelheid in gewicht aan AEEA als in die lidstaat gemiddeld in de voorgaande drie jaar is ingezameld, indien het laatstgenoemde gewicht groter is.
De lidstaten mogen ambitieuzere percentages voor de gescheiden inzameling van AEEA vastleggen en melden dat in voorkomend geval aan de Commissie.
2.
Teneinde vast te stellen of het minimum-inzamelingspercentage is bereikt, zorgen de lidstaten ervoor dat informatie over de AEEA die gescheiden is ingezameld overeenkomstig artikel 5, kosteloos aan de lidstaten wordt toegezonden, waarbij op zijn minst informatie wordt verstrekt over AEEA die:
- a)
is ontvangen door inzamelings- en verwerkingsinrichtingen,
- b)
is ontvangen door distributeurs,
- c)
door producenten of derden die in hun naam handelen, gescheiden is ingezameld.
3.
Bij wijze van afwijking van lid 1 kunnen Bulgarije, Tsjechië, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije wegens hun tekort aan noodzakelijke infrastructuur en hun lage niveau van EEA-verbruik, ertoe besluiten:
- a)
vanaf 14 augustus 2016 een inzamelingspercentage te halen van AEEA te bereiken van minder dan 45 %, maar hoger dan 40 %, van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel is gebracht, en
- b)
tegelijkertijd het bereiken van het in de tweede alinea van lid 1 vermelde inzamelingspercentage uit te stellen tot een zelf te bepalen datum die niet later valt dan 14 augustus 2021.
4.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter instelling van de nodige overgangsaanpassingen om problemen aan te pakken waar lidstaten mee te maken krijgen bij de naleving van de in lid 1 vastgestelde vereisten.
5.
Ter waarborging van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel stelt de Commissie uiterlijk 14 augustus 2015 uitvoeringshandelingen vast waarin een gemeenschappelijke methodiek wordt vastgelegd voor de berekening van het gewicht van de in een lidstaat in de nationale handel gebrachte EEA, alsmede een gemeenschappelijke methodiek voor de berekening van de hoeveelheid geproduceerde AEEA in gewicht in elke lidstaat. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 21, lid 2.
6.
Uiterlijk 14 augustus 2015 presenteert de Commissie een verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de herbeoordeling van de termijnen met betrekking tot de in lid 1 vermelde inzamelingspercentages en over de eventuele vaststelling van afzonderlijke inzamelingspercentages voor één of meer van de in bijlage III vermelde categorieën van soorten van EEA, met name voor warmte- of koude-uitwisselende apparatuur, fotovoltaïsche panelen, kleine apparatuur, kleine IT- en telecommunicatieapparatuur en kwikhoudende lampen. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
7.
Indien de Commissie op basis van een effectenstudie van mening is dat het inzamelingspercentage op basis van geproduceerde AEEA herzien moet worden, dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een wetgevingsvoorstel in.