Einde inhoudsopgave
Besluit forensische zorg
Artikel 3.6 [Delegatie bevoegdheden aan personeel]
Geldend
Geldend vanaf 26-06-2019
- Bronpublicatie:
06-06-2019, Stb. 2019, 230 (uitgifte: 25-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2019, Stb. 2019, 230 (uitgifte: 25-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht (V)
Gezondheidsrecht (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Het hoofd van de private instelling met een bijzondere aanwijzing, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet en het hoofd van de rijksinstelling kunnen de uitoefening van een bij of krachtens de wet of de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden gestelde bevoegdheid of de naleving van een bij of krachtens de wet gestelde plicht, met uitzondering van de bevoegdheden en plichten genoemd in het tweede en derde lid en in het eerste lid van artikel 3.4 van de wet, overdragen aan personeelsleden of medewerkers.
2.
Voor zover in de wet of de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden niet anders wordt bepaald, zijn aan het hoofd van de private instelling met een bijzondere aanwijzing bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet en het hoofd van de rijksinstelling voorbehouden:
- a.
de beslissingen met betrekking tot plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling van intensieve zorg, bedoeld in artikel 32 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
- b.
de separatie of de verlenging van de separatie, bedoeld in artikel 34 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
- c.
een beperking van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in de artikelen 25 tot en met 28 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
- d.
de beslissing tot het verrichten van geneeskundige behandeling, bedoeld in artikel 16b, onder a of b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
- e.
de beslissingen met betrekking tot de onderbrenging van een kind in de instelling, bedoeld in artikel 47 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
- f.
de beslissingen met betrekking tot disciplinaire straffen, bedoeld in de artikelen 48 en 49 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.
3.
Aan het hoofd van de instelling zijn voorbehouden:
- a.
de beslissingen met betrekking tot het verlof en proefverlof, bedoeld in artikel 50, onderscheidenlijk artikel 51 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
- b.
de hoorplicht, bedoeld in artikel 53 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de mededelingsplicht, bedoeld in artikel 54 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, voor zover het hoofd van de instelling de desbetreffende beslissing zelf neemt onderscheidenlijk heeft genomen.