Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 25 [Onderzoek in lichaam]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 141 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 33844)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-10-2020, Stb. 2020, 456 (uitgifte: 18-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / Rechtspositie gedetineerde
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Het hoofd van de instelling kan bepalen dat een verpleegde in het lichaam wordt onderzocht, indien dit noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling of ernstig gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de verpleegde. Het onderzoek in het lichaam wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.
2.
Het hoofd van de afdeling waar de verpleegde verblijft kan bij dringende noodzakelijkheid een beslissing als bedoeld in het eerste lid nemen.
3.
Indien bij het onderzoek in het lichaam voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de verpleegde mogen zijn, en deze voorwerpen door de arts of verpleegkundige uit het lichaam kunnen worden verwijderd, is het hoofd van de instelling bevoegd deze in beslag te nemen. Artikel 23, vijfde lid, laatste volzin, is van overeenkomstige toepassing.