Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 29 [Doorzoeken persoonlijke verblijfsruimte]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 141 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 33844)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-10-2020, Stb. 2020, 456 (uitgifte: 18-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / Rechtspositie gedetineerde
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Het hoofd van de instelling is bevoegd de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde op de aanwezigheid van voorwerpen, die niet in zijn bezit mogen zijn, te onderzoeken:
- a.
indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de persoonlijke verblijfsruimten van verpleegden;
- b.
indien dit anderszins noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 23, eerste lid.
2.
Artikel 23, vijfde lid, eerste en laatste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Het hoofd van de instelling is bevoegd de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen waarop vermoedelijk celmateriaal van de verpleegde aanwezig is en deze voorwerpen in beslag te nemen, indien de officier van justitie hem op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden een opdracht tot het in beslag nemen van deze voorwerpen heeft gegeven.