Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/34/EU jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen
Artikel 29 ter Duurzaamheidsrapporteringsstandaarden
Geldend
Geldend vanaf 28-05-2024
- Bronpublicatie:
29-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1306 (uitgifte: 08-05-2024, regelingnummer: 2024/1306)
- Inwerkingtreding
28-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1306 (uitgifte: 08-05-2024, regelingnummer: 2024/1306)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Europees belastingrecht (V)
1.
De Commissie stelt in aanvulling op deze richtlijn overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast om te voorzien in duurzaamheidsrapporteringsstandaarden. In die duurzaamheidsrapporteringsstandaarden wordt gespecificeerd welke informatie ondernemingen overeenkomstig de artikelen 19 bis en 29 bis moeten rapporteren en, in voorkomend geval, de structuur die voor de weergave van die informatie gevolgd moet worden.
In de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gedelegeerde handelingen specificeert de Commissie uiterlijk voor 30 juni 2023 welke informatie ondernemingen overeenkomstig artikel 19 bis, leden 1 en 2, en in voorkomend geval artikel 29 bis, leden 1 en 2, moeten rapporteren. Die informatie zal ten minste de informatie omvatten die beantwoordt aan de behoeften van financiëlemarktdeelnemers waarop de informatieverschaffingsverplichtingen van Verordening (EU) 2019/2088 van toepassing zijn met het oog op hun naleving van die verplichtingen.
In de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen specificeert de Commissie uiterlijk voor 30 juni 2026:
- i)
aanvullende informatie die ondernemingen moeten rapporteren met betrekking tot de in artikel 19 bis, lid 2, genoemde duurzaamheidskwesties en rapporteringsgebieden, indien nodig;
- ii)
informatie die ondernemingen moeten rapporteren die specifiek is voor de sector waarin zij actief zijn.
De Commissie streeft ernaar gedelegeerde handelingen vast te stellen met acht van de in de derde alinea, punt ii), bedoelde duurzaamheidsrapporteringsstandaarden zodra die klaar zijn.
De rapporteringsvoorschriften die zijn vastgelegd in de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen treden niet eerder in werking dan vier maanden die handelingen door de Commissie zijn vastgesteld.
Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen tot specificering van de uit hoofde van punt ii) van de derde alinea vereiste informatie besteedt de Commissie bijzondere aandacht aan de omvang van de risico's en effecten met betrekking tot duurzaamheidskwesties voor elke sector, rekening houdend met het feit dat risico's en effecten voor sommige sectoren groter zijn dan voor andere.
De Commissie evalueert ten minste om de drie jaar na de datum van toepassing de op grond van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen, rekening houdend met het technisch advies van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG), en wijzigt indien nodig die gedelegeerde handelingen om rekening te houden met relevante ontwikkelingen, waaronder ontwikkelingen met betrekking tot internationale standaarden.
De Commissie raadpleegt minstens één keer per jaar het Europees Parlement, en raadpleegt de in artikel 24 van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde deskundigengroep van de lidstaten inzake duurzame financiering samen met het in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 bedoelde regelgevend comité voor financiële verslaggeving over het werkprogramma van de EFRAG ten aanzien van de ontwikkeling van duurzaamheidsrapporteringsstandaarden.
2.
De duurzaamheidsrapporteringsstandaarden waarborgen de kwaliteit van de gerapporteerde informatie doordat erin wordt voorgeschreven dat de informatie begrijpelijk, relevant, verifieerbaar en vergelijkbaar moet zijn, en op een getrouwe wijze moet worden weergegeven. Onevenredige administratieve lasten voor ondernemingen worden vermeden, onder meer doordat in de duurzaamheidsrapporteringsstandaarden zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met het werk van wereldwijde initiatieven voor de vaststelling van duurzaamheidsrapporteringsstandaarden, zoals vereist op grond van lid 5, punt a).
De duurzaamheidsrapporteringsstandaarden specificeren, rekening houdend met het onderwerp van een specifieke duurzaamheidsrapporteringsstandaard:
- a)
welke informatie ondernemingen moeten verschaffen over de volgende milieufactoren:
- i)
beperking van klimaatverandering, ook ten aanzien van toepassingsgebied 1, toepassingsgebied 2 en, in voorkomend geval, binnen toepassingsgebied 3 vallende broeikasgasemissies;
- ii)
aanpassing aan klimaatverandering;
- iii)
water en mariene hulpbronnen;
- iv)
het gebruik van hulpbronnen en de circulaire economie;
- v)
verontreiniging;
- vi)
biodiversiteit en ecosystemen;
- b)
welke informatie ondernemingen moeten verschaffen over de volgende sociale en mensenrechtenfactoren:
- i)
gelijke behandeling en gelijke kansen voor iedereen, met inbegrip van gendergelijkheid en gelijk loon voor gelijkwaardig werk, opleiding en de ontwikkeling van vaardigheden, werkgelegenheid voor en inclusie van mensen met een handicap, maatregelen tegen geweld en intimidatie op de werkplek, en diversiteit;
- ii)
arbeidsomstandigheden, met inbegrip van baanzekerheid, arbeidstijden, toereikende lonen, sociale dialoog, vrijheid van vereniging, het bestaan van ondernemingsraden, collectieve onderhandelingen, met inbegrip van het percentage werknemers dat onder collectieve overeenkomsten valt, de informatie-, raadplegings- en deelnemingsrechten van werknemers, het evenwicht tussen werk en privéleven, en gezondheid en veiligheid;
- iii)
eerbiediging van de mensenrechten, fundamentele vrijheden, democratische beginselen en normen die zijn vastgelegd in het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens en andere belangrijke mensenrechtenverdragen van de VN, zoals het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken, de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk, en de fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
- c)
welke informatie ondernemingen moeten verschaffen over de volgende governancefactoren:
- i)
de rol van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de onderneming ten aanzien van duurzaamheidskwesties, en hun samenstelling, en de daarin aanwezige deskundigheid en vaardigheden met betrekking tot het vervullen van die rol ofwel de toegang die deze organen hebben tot dergelijke deskundigheid en vaardigheden;
- ii)
de belangrijkste kenmerken van de interne controle- en risicobeheersingssystemen van de onderneming, in verband met het duurzaamheidsrapporterings- en besluitvormingsproces;
- iii)
de bedrijfsethiek en bedrijfscultuur, met inbegrip van het tegengaan van corruptie en omkoping, de bescherming van klokkenluiders en dierenwelzijn;
- iv)
activiteiten en verbintenissen van de onderneming met betrekking tot de uitoefening van haar politieke invloed, met inbegrip van haar lobbyactiviteiten;
- v)
het beheer en de kwaliteit van de relaties met klanten, leveranciers en de gemeenschappen die gevolgen ondervinden van de activiteiten van de onderneming, inclusief betalingspraktijken, met name wat betreft achterstallige betalingen aan kleine en middelgrote ondernemingen.
3.
De duurzaamheidsrapporteringsstandaarden specificeren de toekomstgerichte, terugblikkende, kwalitatieve en kwantitatieve informatie, die ondernemingen in voorkomend geval moeten rapporteren.
4.
Bij de duurzaamheidsrapporteringsstandaarden wordt rekening gehouden met de moeilijkheden die ondernemingen kunnen ondervinden bij het verzamelen van informatie van actoren die niet onderworpen zijn aan de in artikel 19 bis of artikel 29 bis vastgelegde duurzaamheidsrapporteringsvereisten en van leveranciers in opkomende markten en economieën. De duurzaamheidsrapporteringsstandaarden specificeren informatieverschaffing over waardeketens die in verhouding staat tot en relevant is voor de capaciteit en de kenmerken van ondernemingen in waardeketens, en voor de schaal en complexiteit van de activiteiten, met name van ondernemingen die niet onderworpen zijn aan de in artikel 19 bis of artikel 29 bis van deze richtlijn vastgelegde duurzaamheidsrapporteringsvereisten. Duurzaamheidsrapporteringsstandaarden specificeren geen informatieverschaffing waarvoor ondernemingen van kleine en middelgrote ondernemingen in hun waardeketen informatie zouden moeten verkrijgen die verder gaat dan de informatie die op grond van de in artikel 29 quater bedoelde duurzaamheidsrapporteringsstandaarden voor kleine en middelgrote ondernemingen openbaar moet worden gemaakt.
De eerste alinea doet geen afbreuk aan de vereisten van de Unie voor ondernemingen om een passende zorgvuldigheidsprocedure uit te voeren.
5.
Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen op grond van lid 1 houdt de Commissie zoveel mogelijk rekening met:
- a)
het werk van wereldwijde initiatieven voor de vaststelling van duurzaamheidsrapporteringsstandaarden, en bestaande normen en kaders voor de boekhouding van natuurlijk kapitaal, broeikasgasboekhouding, verantwoord ondernemerschap, maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame ontwikkeling;
- b)
de informatie die financiëlemarktdeelnemers nodig hebben om hun informatieverschaffingsverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2019/2088 en de op grond van die verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen na te leven;
- c)
de criteria, indicatoren en methodologieën die staan beschreven in de op grond van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen, met inbegrip van de technische screeningcriteria die zijn vastgesteld op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, van die verordening en de rapporteringsvereisten die staan beschreven in de op grond van artikel 8 van die verordening vastgestelde gedelegeerde handeling;
- d)
de openbaarmakingsvereisten die gelden voor beheerders van benchmarks in de benchmarkverklaring en in de benchmarkmethodologie en de minimumnormen voor de constructie van EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, overeenkomstig de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2020/1816 (1), (EU) 2020/1817 (2) en (EU) 2020/1818 (3) van de Commissie;
- e)
de openbaarmakingen die zijn gespecificeerd in de uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld op grond van artikel 434 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- f)
Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie (4);
- g)
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (5);
- h)
- i)
Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (6);
- j)
Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad (6).
Voetnoten
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toelichting in de benchmarkverklaring over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark worden weerspiegeld (PB L 406 van 3.12.2020, blz. 1).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de minimuminhoud van de toelichting over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld (PB L 406 van 3.12.2020, blz. 12).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks (PB L 406 van 3.12.2020, blz. 17).
Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie van 9 april 2013 over het gebruik van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 124 van 4.5.2013, blz. 1).
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).