Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/34/EU jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen
Artikel 49 Uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden
Geldend
Geldend vanaf 05-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 322 (uitgifte: 16-12-2022, regelingnummer: 2022/2464)
- Inwerkingtreding
05-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 322 (uitgifte: 16-12-2022, regelingnummer: 2022/2464)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Europees belastingrecht (V)
1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
De in artikel 1, lid 2, artikel 3, lid 13, de artikelen 29 ter, 29 quater, en 40 ter en artikel 46, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar vanaf 5 januari 2023. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 1, lid 2, artikel 3, lid 13, de artikelen 29 ter, 29 quater, en 40 ter en artikel 46, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
3 bis.
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(1).
3 ter.
Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen op grond van de artikelen 29 ter en 29 quater houdt de Commissie rekening met het technische advies van de EFRAG, op voorwaarde dat:
- a)
een dergelijk advies tot stand is gekomen volgens geijkte procedures, onder publiek toezicht en op transparante wijze, met deskundigheid en een evenwichtige deelname van relevante belanghebbenden, en met voldoende overheidsfinanciering om de onafhankelijkheid ervan te waarborgen, en op basis van een werkprogramma waarover de Commissie is geraadpleegd;
- b)
een dergelijk advies vergezeld gaat van kosten-batenanalyses die een beoordeling van de effecten van het technische advies op duurzaamheidskwesties omvatten;
- c)
een dergelijk advies vergezeld gaat van een uitleg over de wijze waarop rekening is gehouden met de in artikel 29 ter, lid 5, genoemde elementen;
- d)
deelname op technisch niveau aan de werkzaamheden van de EFRAG gebaseerd is op deskundigheid op het gebied van duurzaamheidsrapportering en niet afhankelijk is van een financiële bijdrage.
De punten a) en d) doen geen afbreuk aan de deelname van overheidsinstanties en nationale standaardiseringsorganisaties aan de technische werkzaamheden van de EFRAG.
De begeleidende documenten bij het technisch advies van de EFRAG worden samen met dat technisch advies ingediend.
De Commissie raadpleegt de in artikel 24 van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde deskundigengroep van de lidstaten inzake duurzame financiering samen met het in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 bedoelde regelgevend comité voor financiële verslaggeving over de ontwerpen van gedelegeerde handelingen voordat de handelingen uit hoofde van de artikelen 29 ter en 29 quater van deze richtlijn worden vastgesteld.
De Commissie verzoekt de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de Europese Bankautoriteit (EBA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) om advies over het door de EFRAG verstrekte technisch advies, met name wat betreft de samenhang ervan met Verordening (EU) 2019/2088 en de op grond van die verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen. De ESMA, EBA en Eiopa brengen hun advies uit binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het verzoek van de Commissie.
De Commissie raadpleegt tevens het Europees Milieuagentschap, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, de Europese Centrale Bank, het Comité van Europese auditorstoezichthouders en het platform voor duurzame financiën dat krachtens artikel 20 van Verordening (EU) 2020/852 is opgericht, over het door de EFRAG verstrekte technische advies voordat de in de artikelen 29 ter en 29 quater van deze richtlijn bedoelde gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. Wanneer een van die organen besluit een advies in te dienen, gebeurt dit binnen twee maanden na de datum waarop het door de Commissie is geraadpleegd.
4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad.
5.
Een op grond van artikel 1, lid 2, artikel 3, lid 13, artikelen 29 ter, 29 quater en 40 ter, en artikel 46, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Voetnoten
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.