Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/796 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie
Artikel 62 Onderzoek van en beslissingen inzake beroep en arbitrage
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/796)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/796)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
EU-recht / Instituties
Informatierecht / Europees informatierecht
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
De kamer van beroep beslist binnen drie maanden na indiening van het beroep over het al dan niet in aanmerking nemen van het beroep. De kamer van beroep handelt bij het onderzoek van een beroep of in haar hoedanigheid van scheidsrechter binnen de termijnen die in het reglement voor de procesvoering zijn vastgesteld. De kamer nodigt zo vaak als noodzakelijk is de partijen in de beroepsprocedure uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen in te dienen over de kennisgevingen van de kamer of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is de partijen in de beroepsprocedure toegestaan hun standpunt mondeling uiteen te zetten.
2.
Wat de arbitrageprocedure betreft, neemt het Bureau zijn definitieve beslissing volgens de procedures van artikel 21, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797 en artikel 10, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/798.
3.
Wanneer de kamer van beroep van mening is dat het beroep gegrond is, verwijst zij de zaak terug naar het Bureau. Het Bureau neemt een definitieve beslissing overeenkomstig de bevindingen van de kamer van beroep, en motiveert deze beslissing. Het Bureau stelt de partijen in de beroepsprocedure hiervan op de hoogte.